ECLI:NL:CRVB:2008:BE9014

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/6420 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet ongegrond verklaard wegens niet tijdig indienen van gronden van hoger beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 juli 2008 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 22 februari 2008. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 15 november 2007, maar de Raad verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk omdat de gronden niet binnen de gestelde termijn waren ingediend. Appellant voerde aan dat hij de gronden meer dan tien dagen voor de zitting had ingediend en dat hij geen uitnodiging voor de zitting had ontvangen. Hij stelde ook dat hij de termijn niet als een echte deadline had opgevat, omdat deze niet expliciet in de brief van 2 januari 2008 was vermeld.

De Raad oordeelde dat de argumenten van appellant niet opgingen. De uitspraak van 22 februari 2008 was gedaan zonder zitting, waardoor de regels voor het indienen van stukken voor een zitting niet van toepassing waren. De Raad benadrukte dat de termijn van vier weken, die in de brief was vermeld, duidelijk was en dat appellant had moeten begrijpen dat het overschrijden van deze termijn zou leiden tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. Het beroep op een eerdere uitspraak van de Raad uit 2000 werd ook verworpen, omdat deze uitspraak betrekking had op een andere procedure en niet relevant was voor de huidige zaak.

Uiteindelijk verklaarde de Raad het verzet ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter J. Janssen en de leden J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen, in aanwezigheid van griffier A. Wit.

Uitspraak

07/6420 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 15 november 2007, 07/65 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinsituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 25 juli 2008
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet van 22 februari 2008 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak van de Raad heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 13 juni 2008.
Appellant heeft zich daar laten vertegenwoordigen door W. Platvoet, werkzaam bij GIBO Groep te Etten-Leur. Het Uwv was niet vertegenwoordigd.
II. OVERWEGINGEN
1. De uitspraak van de Raad van 22 februari 2008 berust hierop, dat appellant de gronden van het hoger beroep niet binnen de daartoe gestelde termijn heeft ingediend.
2. Appellant heeft aangevoerd dat hij de gronden meer dan tien dagen voor de zitting van 22 februari 2008 heeft ingediend en dat hij voor deze zitting geen uitnodiging heeft ontvangen. Voorts heeft hij aangegeven er vanuit te zijn gegaan dat de genoemde termijn geen echte ‘deadline’ was omdat de datum waarvoor de gronden moesten worden ingediend niet in de brief van 2 januari 2008 was vermeld. Ten slotte heeft hij een beroep gedaan op de uitspraak van de Raad van 16 november 2000 (LJN AE8309).
3.1. De Raad is van oordeel dat hetgeen appellant heeft aangevoerd geen doel treft.
3.2. De Raad overweegt allereerst dat een uitspraak op grond van artikel 8:54 van de Awb, zoals de uitspraak van de Raad van 22 februari 2008, wordt gedaan zonder dat een zitting wordt gehouden. Er heeft dus geen zitting plaats gevonden en artikel 8:58 van de Awb, waarin is geregeld dat partijen tot tien dagen voor de zitting nadere stukken kunnen indienen, is niet van toepassing.
3.3. De stelling van appellant dat hij de in de brief van 2 januari 2008 genoemde termijn van vier weken niet als ‘deadline’ heeft opgevat kan de Raad niet volgen. In de brief is duidelijk vermeld dat de termijn vier weken bedraagt en dat de termijn aanvangt met ingang van de dag na die waarop deze brief is verzonden. De termijn is dus aangevangen op 3 januari 2008 en eindigde op 30 januari 2008. Bovendien is in de brief vermeld dat hij, indien hij de gronden niet binnen de gestelde termijn indient, er rekening mee moet houden dat het hoger beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Dat appellant die termijn toch niet heeft opgevat als een ‘deadline’ moet voor zijn rekening blijven.
3.4. Het beroep van appellant op de uitspraak van de Raad van 16 november 2000 slaagt evenmin omdat deze uitspraak betrekking heeft op een bezwaarschriftenprocedure en in dat geval onvoldoende is aangegeven welke consequenties aan het overschrijden van de gestelde termijn verbonden zijn. Zoals hiervoor onder 3.3 is aangegeven is in de brief van 2 januari 2008 duidelijk vermeld waar appellant rekening mee moet houden bij overschrijding van de termijn.
3.5. Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
4. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A. Wit als griffier, uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2008.
(get.) J. Janssen.
(get.) A. Wit.
BP