ECLI:NL:CRVB:2008:BD9919
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- G. van der Wiel
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van het dagloon in het kader van de Werkloosheidswet en de invloed van stakingsdagen op de uitkering
In deze zaak gaat het om de vaststelling van het dagloon van appellant in het kader van de Werkloosheidswet (WW). Appellant, die van 22 mei 1972 tot 1 mei 2006 als tekenaar werktuigbouwkunde werkzaam was, had een WW-uitkering aangevraagd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had hem een dagloon van € 127,62 toegekend, gebaseerd op het loon dat hij in de referteperiode had ontvangen. Appellant betwistte deze vaststelling, omdat hij van mening was dat het Uwv ten onrechte was uitgegaan van het feitelijk genoten loon, dat door inhoudingen en stakingsdagen lager was dan normaal. Hij stelde dat de berekening van het dagloon onrechtvaardig was en dat het Uwv het dagloon had moeten baseren op zijn normale salaris.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv terecht het loon had gebruikt dat appellant daadwerkelijk had ontvangen, zoals voorgeschreven door de geldende wet- en regelgeving. De Raad benadrukte dat de regels omtrent de vaststelling van het dagloon niet voorzien in afwijkingen voor situaties waarin het loon tijdelijk lager was door stakingsdagen of andere inhoudingen. De Raad concludeerde dat de berekening van het dagloon in overeenstemming was met artikel 45 van de WW en de relevante bepalingen van het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank Breda, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op 7 augustus 2008.