ECLI:NL:CRVB:2008:BD8928

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-1634 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen besluit Uwv inzake WAO-uitkering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had het bezwaar van appellant tegen een eerder besluit, dat zijn WAO-uitkering ingaande 20 juli 2005 introk, niet-ontvankelijk verklaard omdat appellant buiten de bezwaartermijn van zes weken bezwaar had gemaakt. De Centrale Raad van Beroep heeft op 18 juli 2008 uitspraak gedaan in deze zaak.

Tijdens de zitting op 23 mei 2008 heeft de Raad vastgesteld dat het Uwv appellant alsnog voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt heeft geacht. Desondanks heeft de Raad geoordeeld dat er geen procesbelang meer bestaat bij een oordeel over de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit, omdat het Uwv inmiddels weer een WAO-uitkering verstrekt. De Raad heeft geconcludeerd dat er geen geschil meer is over het besluit van het bestuursorgaan, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

De Raad heeft echter wel termen aanwezig geacht om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 1288,- voor verleende rechtsbijstand in zowel beroep als hoger beroep. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met J.W. Schuttel als voorzitter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier M. Lochs.

Uitspraak

06/1634 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 3 februari 2006, 05/3960 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 18 juli 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. C.F.M. Raaijmakers, advocaat te Haarlem, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 mei 2008. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Raaijmakers. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.H.A.H. Smithuysen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant, gericht tegen het besluit op bezwaar van
28 juli 2005, ongegrond verklaard. Bij dat het besluit heeft het Uwv het bezwaar van appellant, gericht tegen het besluit van
25 mei 2005 waarbij zijn uitkering krachtens de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ingaande 20 juli 2005 werd ingetrokken, niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat appellant buiten de bezwaartermijn van zes weken bezwaar heeft gemaakt.
1.2. De rechtbank heeft, met inachtneming van de vaste rechtspraak van de Raad ter zake, geoordeeld dat er in dit geval geen reden is aan te nemen dat het besluit van 25 mei 2005 niet daadwerkelijk is verzonden en dat de tijdige ontvangst van dit besluit door appellant niet geloofwaardig is ontkend. Ook heeft de rechtbank geen aanleiding gezien het verzuim verschoonbaar te achten.
2.1. Ter zitting van de Raad is gebleken dat het Uwv heeft beslist dat appellant ingaande 20 juli 2005 alsnog voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt wordt geacht.
2.2. Desgevraagd is namens appellant verklaard dat er (nog) procesbelang bestaat bij een oordeel van de Raad over de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit vanwege de proceskosten en meer in het algemeen vanwege de positie van bezwaarden die het moeten stellen zonder professionele rechtsbijstand.
3.1. De Raad overweegt dat de administratieve rechter in het kader van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen dan tot het beantwoorden van rechtsvragen is geroepen indien nog sprake is van een geschil met betrekking tot een besluit van een bestuursorgaan. Van een geschil over een besluit is in dit geval, waar immers het Uwv op en na 20 juli 2005 weer een WAO-uitkering verstrekt berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, geen sprake meer.
3.2. De Raad is van oordeel dat daarmee tevens het procesbelang is komen te vervallen. Een belang bij gegrondverklaring van het ingestelde beroep en bij vernietiging van het bestreden besluit kan niet uitsluitend gelegen zijn in het verkrijgen van een veroordeling in proceskosten noch in vergoeding van griffierecht.
3.3. Op grond van het onder 3.1 en 3.2 overwogene is de Raad van oordeel dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Awb het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 644,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en op € 644,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal derhalve € 1288,-.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep tot een bedrag groot
€ 1288,-, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan de griffier van de Raad;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellant het betaalde griffierecht van € 143,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en J.P.M. Zeijen en R. Kruisdijk als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Lochs als griffier, uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2008.
(get.) J.W. Schuttel.
(get.) M. Lochs.
RB