ECLI:NL:CRVB:2008:BD8417
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- J. Brand
- R. Kruisdijk
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en geschiktheid voor eigen werk
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin de rechtbank de besluiten van het Uwv om de WAO-uitkering van appellant in te trekken, heeft bevestigd. Appellant, die als ICT-consultant werkte, was sinds 18 september 2000 arbeidsongeschikt door psychische klachten. Aanvankelijk ontving hij een WAO-uitkering van 80 tot 100%, maar na herziening werd dit verlaagd naar 45 tot 55%. Appellant hervatte zijn werk in aangepaste vorm voor 18 uur per week. Het Uwv verklaarde de bezwaren van appellant en zijn werkgever tegen de herziening van de uitkering ongegrond. De rechtbank bevestigde deze besluiten, waarop appellant in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 6 juni 2008 was appellant aanwezig, maar het Uwv verscheen niet. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het oordeel van de door de rechtbank ingeschakelde onafhankelijke deskundige, revalidatiearts G.H.F. van der Leeuw, gevolgd moest worden, tenzij er bijzondere omstandigheden waren. Appellant betwistte de conclusies van Van der Leeuw en voerde aan dat andere specialisten, waaronder zijn behandelend arts M.D.F. van Eijsden-Besseling, een ander oordeel hadden. De Raad oordeelde echter dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om van het deskundigenoordeel af te wijken.
De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht de betekenis van het rapport van Van der Leeuw heeft gevolgd en dat het Uwv op de expertise van psychiater B.J. van Eyk mocht vertrouwen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met J.W. Schuttel als voorzitter en J. Brand en R. Kruisdijk als leden, in aanwezigheid van griffier M. Lochs.