ECLI:NL:CRVB:2008:BD8413
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- J. Brand
- R. Kruisdijk
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en toetsing van medische grondslag in hoger beroep
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellante door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De intrekking vond plaats op basis van de conclusie dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante per 31 mei 2005 minder dan 15% was. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door het Uwv. Vervolgens heeft appellante beroep ingesteld bij de rechtbank Utrecht, die de uitspraak van het Uwv bevestigde. Appellante heeft hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep, waarbij zij aanvoert dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met haar medische beperkingen, zoals vastgesteld door haar behandelend psychiater.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 18 juli 2008 behandeld. Tijdens de zitting is appellante verschenen, bijgestaan door haar advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door een bezwaarverzekeringsarts. De Raad heeft overwogen dat de rechtbank in een eerdere uitspraak van 5 oktober 2006 al een oordeel had gegeven over de medische situatie van appellante. De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het Uwv op goede wijze uitvoering heeft gegeven aan deze eerdere uitspraak, en dat de grieven van appellante met betrekking tot de medische grondslag niet kunnen worden gehonoreerd.
De Raad heeft vastgesteld dat de bezwaarverzekeringsarts de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) correct heeft opgesteld, rekening houdend met de bevindingen van psychiater IJsselstein. De Raad oordeelt dat de bezwaarverzekeringsarts niet onzorgvuldig heeft gehandeld door geen nader onderzoek te verrichten, aangezien appellante al eerder was onderzocht. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.