ECLI:NL:CRVB:2008:BD8376
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen veroordeling in proceskosten door de rechtbank Assen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogeveen (hierna: appellant) tegen een uitspraak van de rechtbank Assen van 3 januari 2007. De rechtbank had het beroep van de betrokkene gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en appellant opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Appellant is in hoger beroep gegaan, waarbij de veroordeling in de proceskosten van de betrokkene ter discussie staat. De betrokkene, vertegenwoordigd door advocaat J.S. Muntinga, heeft een verweerschrift ingediend, maar beide partijen zijn niet verschenen tijdens de zitting op 1 juli 2008.
De Centrale Raad van Beroep overweegt dat, indien een besluit onhoudbaar is gebleken, het bestuursorgaan op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in de proceskosten van de belanghebbende wordt veroordeeld, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. Appellant heeft aangevoerd dat de betrokkene pas in beroep met relevante stukken is gekomen, die hebben geleid tot de gegrondverklaring van het beroep. De Raad oordeelt echter dat er in dit geval geen sprake is van bijzondere omstandigheden die de veroordeling in proceskosten kunnen rechtvaardigen.
De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover deze is aangevochten en veroordeelt appellant in de proceskosten van de betrokkene in hoger beroep, begroot op € 322,-- voor verleende rechtsbijstand. Tevens wordt bepaald dat er griffierecht van € 422,-- door de gemeente Hoogeveen moet worden geheven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met G.A.J. van den Hurk als voorzitter en J.J.A. Kooijman en C.J. Borman als leden, in aanwezigheid van griffier M.J. Bernhagen.