ECLI:NL:CRVB:2008:BD7457
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- J.P.M. Zeijen
- R. Kruisdijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over terugvordering van voorschot WAO-uitkering en medische beperkingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de terugvordering van een voorschot op de WAO-uitkering door het Uwv aan de orde is. Appellante, die als schoonmaakster werkte, had zich ziek gemeld vanwege een netvliesloslating en ontving een voorschot op haar uitkering. Het Uwv vorderde een bedrag van € 3.421,72 terug, omdat de definitieve uitkering lager was dan het voorschot. Appellante betwistte de terugvordering en stelde dat haar medische beperkingen niet goed waren ingeschat.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 11 juli 2008 uitspraak gedaan. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de medische beperkingen van appellante niet waren onderschat. De Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) gaf aan dat appellante met haar rechteroog zeer weinig zag en dat er diverse beperkingen waren ten aanzien van haar functioneren. De Raad volgde de bevindingen van de bezwaarverzekeringsarts, die stelde dat de aandoening aan het linkeroog van appellante geen aanleiding gaf tot verdere beperkingen.
Daarnaast oordeelde de Raad dat het Uwv wettelijk verplicht was om het onverschuldigd betaalde voorschot terug te vorderen. De Raad vond geen dringende redenen om van deze verplichting af te wijken, ook al had het Uwv de aanvraag om een WAO-uitkering niet met de vereiste voortvarendheid behandeld. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de terugvordering geen onaanvaardbare sociale en financiële consequenties voor appellante met zich meebracht. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J.W. Schuttel als voorzitter.