ECLI:NL:CRVB:2008:BD6967
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- C.P.J. Goorden
- B.M. van Dun
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de sollicitatieverplichtingen van een WW-gerechtigde
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin de rechtbank het beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond heeft verklaard. Het Uwv had appellante een korting van 20% op haar WW-uitkering opgelegd, omdat zij in de periode van 28 maart 2005 tot en met 24 april 2005 onvoldoende sollicitaties zou hebben verricht. Appellante heeft in hoger beroep haar standpunt herhaald dat zij wel voldoende sollicitaties heeft gedaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft het geschil beoordeeld aan de hand van de Werkloosheidswet (WW) en de relevante bepalingen. De Raad oordeelt dat het Uwv terecht heeft aangenomen dat appellante niet heeft voldaan aan haar sollicitatieverplichtingen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en bevestigt dat de korting van 20% gedurende 16 weken terecht is opgelegd. De Raad stelt vast dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in de betreffende periode aan de norm van één concrete sollicitatie-activiteit per week heeft voldaan.
De Raad concludeert dat er geen grond is voor het oordeel dat de opgelegde maatregel moet worden gematigd of dat er dringende redenen zijn om van het opleggen van de maatregel af te zien. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in een openbare zitting op 25 juni 2008, waarbij de voorzitter en de leden van de Raad aanwezig waren.