ECLI:NL:CRVB:2008:BD6372

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-4707 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin de intrekking van zijn WAO-uitkering werd bevestigd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 20 juni 2008 uitspraak gedaan. Appellant had een WAO-uitkering ontvangen die was gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze uitkering per 4 mei 2005 ingetrokken, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid op dat moment minder dan 15% zou zijn. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat de medische beperkingen van appellant correct waren vastgesteld en dat het Uwv voldoende had gemotiveerd waarom appellant in staat werd geacht om de aan de geduide functies verbonden werkzaamheden te verrichten.

In hoger beroep heeft appellant dezelfde gronden aangevoerd als in de eerdere procedure, met de toevoeging dat het Uwv onvoldoende had gemotiveerd waarom het theoretisch verlies aan verdiencapaciteit op 14% was gesteld, terwijl de berekening uitkwam op 14,96%. Appellant pleitte voor een afronding naar 15%. De Raad heeft de argumenten van appellant besproken en geconcludeerd dat de rechtbank deze afdoende had behandeld. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat de stelling van appellant over de afronding van de arbeidsongeschiktheid niet doel trof. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees een proceskostenveroordeling af.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J. Janssen als voorzitter en J. Brand en R. Kruisdijk als leden. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier A. Wit. Het onderzoek ter zitting vond plaats op 9 mei 2008, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. B. Moonen, en het Uwv werd vertegenwoordigd door A.H.G. Boelen.

Uitspraak

06/4707 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 3 juli 2006, 05/2546 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 20 juni 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. B. Moonen, advocaat te Maastricht, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 mei 2008. Appellant is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Moonen. Het Uwv was vertegenwoordigd door
A.H.G. Boelen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 4 maart 2005 heeft het Uwv de aan appellant ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekende uitkering, welke werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%, met ingang van 4 mei 2005 ingetrokken omdat de mate van arbeidsongeschiktheid per die datum minder dan 15% bedroeg.
1.2. Het door appellant tegen dit besluit gemaakte bezwaar is bij besluit van
25 oktober 2005 (hierna: bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat de medische beperkingen van appellant op een onjuiste wijze zouden zijn vastgesteld. Ten aanzien van de geduide functies is naar het oordeel van de rechtbank door het Uwv afdoende gemotiveerd waarom appellant in staat zou moeten zijn met inachtneming van zijn beperkingen de aan deze functies verbonden werkzaamheden te verrichten.
3. In hoger beroep voert appellant in essentie dezelfde gronden aan als in het beroep bij de rechtbank. Voorts stelt appellant dat het Uwv niet, althans onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het theoretisch verlies aan verdiencapaciteit ten gevolge van de beperkte belastbaarheid van appellant is gesteld op 14%, terwijl de berekening uitkomt op 14,96%. Appellant bepleit een afronding tot 15%. Ten slotte is erop gewezen dat appellant sedert 22 augustus 2006 opnieuw in aanmerking is gebracht voor een WAO-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%.
4.1. De Raad is van oordeel dat de rechtbank de argumenten van appellant afdoende heeft besproken en genoegzaam heeft gemotiveerd waarom die argumenten niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank.
4.2. Hetgeen namens appellant in hoger beroep nog is aangevoerd kan volgens de Raad niet tot een ander oordeel leiden. Van de talrijke stukken die appellant nog heeft overgelegd om zijn standpunt te onderbouwen was een deel al eerder in de procedure in het geding gebracht en bevat een ander deel geen nieuwe gegevens met betrekking tot de medische situatie van appellant op de datum in geding, 4 mei 2005.
Ook de omstandigheid dat aan appellant opnieuw een WAO-uitkering is toegekend maakt dit niet anders.
Aan hetgeen namens appellant ter zitting van de Raad nog is gesteld met betrekking tot de toepassing van een onjuist indexcijfer op het maatmaninkomen en het bij de functie verkoper technische groothandel behorende loon dat in 2007 lager zou zijn dan in 2005 gaat de Raad voorbij wegens gebrek aan feitelijke onderbouwing van hetgeen is aangevoerd.
4.3. De stelling van appellant dat de mate van arbeidsongeschiktheid die wordt aangegeven met twee cijfers achter de komma, naar boven dient te worden afgerond, treft geen doel. De Raad verwijst in dit verband naar zijn uitspraak van 4 september 2007, LJN: BB3600.
4.4. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en J. Brand en R. Kruisdijk als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A. Wit als griffier, uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2008.
(get.) J. Janssen.
(get.) A. Wit.
JL