ECLI:NL:CRVB:2008:BD6266
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- J.P.M. Zeijen
- R. Kruisdijk
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en de juistheid van de medische grondslag
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad, waarin de intrekking van zijn WAO-uitkering werd bevestigd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 27 juni 2008 uitspraak gedaan. Appellant, vertegenwoordigd door H.J.A. Aerts, heeft hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uwv, dat zijn uitkering per 10 december 2003 heeft ingetrokken. Het Uwv stelde dat appellant niet langer arbeidsongeschikt was. Tijdens de zitting op 16 mei 2008 was appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. R.S. van ’t Oor.
De Raad heeft de medische rapportages van de bezwaarverzekeringsarts H.J.M. Stammers en de behandelend arts dr. H.L.S.M. Busard beoordeeld. Appellant betwistte de conclusie van het Uwv dat hij in staat was zijn werkzaamheden als opleidingscoördinator te verrichten. Hij voerde aan dat zijn klachten en beperkingen door het Uwv waren onderschat. De Raad concludeerde dat er geen voldoende medische gronden waren om aan te nemen dat appellant op de datum in geding niet in staat was om zijn werk te doen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht de WAO-uitkering had ingetrokken.
De Raad oordeelde dat de bezwaarverzekeringsarts voldoende onderzoek had gedaan naar de beperkingen van appellant en dat de door appellant ingebrachte medische informatie niet leidde tot een andere conclusie. De Raad vond geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier M. Lochs.