ECLI:NL:CRVB:2008:BD5840

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/4940 WSF, 07/5436 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van studiefinanciering naar norm voor thuiswonende studerende bij afwijkend woonadres

In deze zaak gaat het om de omzetting van studiefinanciering naar de norm voor een thuiswonende studerende, waarbij de betrokkene een afwijkend woonadres heeft opgegeven. De Centrale Raad van Beroep heeft op 20 juni 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep van de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Leeuwarden. De betrokkene had aan de appellante meegedeeld dat zij niet meer bij haar ouders woonde, maar op een ander adres. De appellante heeft echter vastgesteld dat het opgegeven adres afweek van het adres waarop de betrokkene in de gemeentelijke basisadministratie stond ingeschreven. Hierdoor heeft de appellante de studiefinanciering van de betrokkene omgezet naar de norm voor een thuiswonende studerende, wat de betrokkene betwistte.

De Raad heeft vastgesteld dat er inderdaad sprake was van een afwijking in de registratie van de adressen. De betrokkene had verzuimd om het adres dat zij aan de appellante had doorgegeven in overeenstemming te brengen met het adres in de GBA. De rechtbank had het beroep van de betrokkene gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak vernietigd. De Raad oordeelde dat de betrokkene verwijtbaar had gehandeld door de afwijking niet tijdig te corrigeren en dat zij niet adequaat had gereageerd op de waarschuwingsbrief van de appellante. De Raad heeft het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard en het besluit van de appellante bevestigd.

Uitspraak

07/4940 WSF en 07/5436 WSF
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 10 juli 2007, 06/1313 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
[Betrokkene].
Datum uitspraak: 20 juni 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Bij haar aanvullende beroepschrift heeft appellante een nader besluit van 12 september 2007 meegezonden, waarbij uitvoering is gegeven aan de aangevallen uitspraak. Appellante heeft de Raad verzocht dit nadere besluit eveneens te vernietigen, indien de aangevallen uitspraak wordt vernietigd en het beroep van betrokkene alsnog ongegrond wordt verklaard.
Betrokkene heeft geen gebruik gemaakt van de haar geboden gelegenheid om een verweerschrift in te dienen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 mei 2008. Appellante was vertegenwoordigd door mr. K.F. Hofstee. Betrokkene is niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij e-mail van 15 februari 2006 heeft betrokkene aan appellante meegedeeld dat zij vanaf 24 april 2006 niet meer bij haar ouders aan de [adres 1] te [plaatsnaam] zal wonen, maar aan de [adres 2] te [plaatsnaam 2]. Hierop heeft appellante betrokkene bij besluit van 17 februari 2006 met ingang van 1 mei 2006 studiefinanciering toegekend naar de norm voor een uitwonende studerende.
1.2. Bij schrijven van 10 juni 2006 heeft appellante aan betrokkene meegedeeld dat bij controle is gebleken dat het woonadres dat zij doorgegeven heeft aan appellante ([adres 2] te [plaatsnaam 2]) in de maand mei 2006 afwijkt van het adres waarop zij in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: GBA) staat ingeschreven ([adres 1] te [plaatsnaam]). Aangegeven is daarbij dat, indien betrokkene haar (nieuwe) woonadres nog niet heeft doorgegeven aan de gemeente, dit binnen vier weken alsnog moet gebeuren. Verder is aangegeven dat, indien het woonadres dat aan appellante is doorgegeven niet (meer) juist is, betrokkene dat ook alsnog binnen vier weken door moet geven. Betrokkene is gewaarschuwd dat, indien zij het onjuiste adres niet binnen vier weken heeft gewijzigd, appellante de aan betrokkene toegekende beurs naar de norm voor een uitwonende studerende met ingang van mei 2006 omzet in een beurs naar de norm voor een thuiswonende studerende.
1.3. Vervolgens heeft appellante bij besluit van 11 augustus 2006 de aan betrokkene toegekende studiefinanciering met ingang van mei 2006 omgezet in studiefinanciering naar de norm voor een thuiswonende studerende. Overwogen is daartoe dat betrokkene heeft verzuimd de afwijking tussen het woonadres dat betrokkene aan appellante heeft opgegeven en hetgeen is geregistreerd in de GBA ongedaan te maken. Tevens is vastgesteld dat betrokkene een bedrag van € 477,69 te veel toelage heeft ontvangen.
1.4. Tegen het besluit van 11 augustus 2006 heeft betrokkene bezwaar gemaakt. Daarbij heeft zij aangevoerd dat ze begin mei 2006 het woonadres [adres 2] heeft doorgegeven aan de gemeente, echter de gemeente haar heeft ingeschreven op het, op hetzelfde terrein liggende, adres [adres 3]. Na ontvangst van het schrijven van appellante van 10 juni 2006 heeft ze navraag gedaan bij de gemeente Smallingerland of ze daar was uitgeschreven, hetgeen het geval bleek te zijn, waarmee appellante meende dat ze adequaat had gereageerd op het schrijven van appellante van 10 juni 2006. Eerst na het besluit van 11 augustus 2006 is haar in een telefonisch contact met een medewerkster van appellante meegedeeld dat de omzetting in een thuiswonendenbeurs is gebaseerd op de afwijking tussen de adressen [adres 2] en [adres 3]. Van deze adresafwijking heeft betrokkene nooit een melding gekregen. Omdat de adressen op hetzelfde terrein liggen heeft ze er ook nooit bij nagedacht dat deze afwijking ongedaan moest worden gemaakt.
1.5. Het bezwaar van betrokkene is bij besluit van 17 oktober 2006 (hierna: bestreden besluit) door appellante ongegrond verklaard onder verwijzing naar artikel 1.5 van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). Gesteld is dat betrokkene heeft nagelaten om het adres dat zij aan appellante heeft doorgegeven ([adres 2]) in overeenstemming te brengen met het adres waarop zij in de GBA staat ingeschreven ([adres 3]).
2.1. In beroep tegen het bestreden besluit heeft betrokkene aangevoerd dat de adresafwijking niet verwijtbaar is. Appellante heeft haar niet in de gelegenheid gesteld de afwijking die slechts ziet op het verschil in huisnummer te herstellen. Voorts is dienaangaande gesteld dat betrokkene in de veronderstelling verkeerde dat de gemeente haar had ingeschreven op nummer [huisnummer], en er dus geen sprake was van een adresafwijking, terwijl eerst achteraf is gebleken dat de gemeente haar op nummer [huisnummer] had ingeschreven.
2.2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en appellante opgedragen opnieuw te beslissen op het bezwaar van betrokkene, met aanvullende beslissingen inzake de vergoeding van het door betrokkene betaalde griffierecht en haar proceskosten. Daartoe is overwogen – kort weergegeven – dat betrokkene in redelijkheid niet kan worden verweten dat zij de afwijking die ziet op de huisnummers [huisnummer] en [huisnummer] niet ongedaan heeft gemaakt. De rechtbank wijst er op dat betrokkene van deze afwijking door appellante niet op de hoogte was gebracht en deze afwijking gelet op de door betrokkene in haar bezwaar- en beroepschrift gestelde omstandigheden, niet onmiddellijk in het oog springend was.
3. Appellante heeft zich niet met de uitspraak van de rechtbank kunnen verenigen. Aangevoerd is dat het betrokkene niet kan zijn ontgaan dat zij in mei 2006 was ingeschreven op [adres 3] in de GBA. Blijkens het van de gemeente Texel ontvangen aangifteformulier, gedateerd 1 mei 2006, heeft betrokkene zelf aan de gemeente op 1 mei 2006 huisnummer [huisnummer] als woonadres opgegeven. Daarnaast vermeldt de huurovereenkomst van 24 april 2006 ook huisnummer [huisnummer] als woonadres. Het had dan ook reeds op dat moment op betrokkene haar weg gelegen om alsnog het juiste huisnummer aan appellante door te geven en ze had dit in ieder geval na ontvangst van de waarschuwingsbrief van 10 juni 2006 moeten doen.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. De Raad stelt allereerst vast dat er ten tijde van belang sprake was van een afwijking in de zin van artikel 1.5 van de Wsf 2000. Immers, betrokkene had aan appellante (met ingang van 24 april 2006) als woonadres opgegeven [adres 2], terwijl zij in de GBA (met ingang van 15 mei 2006) stond ingeschreven op [adres 3].
4.2. De Raad is vervolgens van oordeel dat niet staande is te houden dat betrokkene van deze afwijking redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt. In dit verband overweegt de Raad dat blijkens het in hoger beroep overgelegde, door betrokkene op 1 mei 2006 ondertekende aangifteformulier adreswijziging van de gemeente Texel, betrokkene zelf aan de gemeente Texel per 1 mei 2006 als nieuwe woonadres [adres 3] heeft opgegeven, waarna zij op 15 mei 2006 op dit adres in de GBA is geregistreerd. Betrokkene heeft naar het oordeel van de Raad verwijtbaar nagelaten om tegelijk met of kort na de registratie van het woonadres [adres 3] in de GBA het eerder aan appellante opgegeven foutieve woonadres ([adres 2]) te corrigeren (in [adres 3]). Bovendien is door betrokkene niet adequaat gereageerd op de waarschuwingsbrief van 10 juni 2006. Betrokkene kon niet volstaan met het navragen bij de gemeente Smallingerland of ze daar was uitgeschreven. Gezien de wetenschap die bij betrokkene moet hebben bestaan over de discrepantie tussen de huisnummers [huisnummer] en [huisnummer] is de omstandigheid dat de waarschuwingsbrief van 10 juni 2006 wijst op een op dat moment niet meer bestaande adresafwijking niet relevant.
De Raad voegt hier aan toe dat voor zover betrokkene in de veronderstelling verkeerde dat ze de afwijking in registratie tussen de huisnummers [huisnummer] en [huisnummer] niet ongedaan hoefde te maken omdat ze op hetzelfde terrein liggen, deze onjuiste veronderstelling voor haar rekening en risico komt.
4.3. Uit het onder 4.1 en 4.2 overwogene volgt dat het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd en het beroep wordt ongegrond verklaard.
4.4. Door de vernietiging van de aangevallen uitspraak ontvalt de grondslag aan het ter uitvoering van die uitspraak gegeven besluit van 12 september 2007. Daarom dient dat besluit te worden vernietigd.
5. Er zijn geen termen aanwezig voor vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Vernietigt het besluit van 12 september 2007;
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en J. Brand en R. Kruisdijk als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A. Wit als griffier, uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2008.
(get.) J. Janssen.
(get.) A. Wit.
JL