ECLI:NL:CRVB:2008:BD5837
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- J. Brand
- R. Kruisdijk
- Rechtspraak.nl
Vordering wegens niet tijdig inleveren OV-studentenkaart en toepassing van de hardheidsclausule
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de vordering van de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) wegens niet tijdig inleveren van de OV-studentenkaart aan de orde is. De appellant, die een opleiding in Nederland volgt, had een OV-vergoeding toegekend gekregen voor de maanden maart tot en met augustus 2006, maar heeft zijn OV-studentenkaart niet tijdig ingeleverd. Hierdoor is een vordering wegens onterecht kaartbezit vastgesteld. Het bezwaar van de appellant tegen deze vordering werd door de IB-Groep ongegrond verklaard in een besluit van 27 september 2006.
De Raad voor de Rechtspraak heeft op 20 juni 2008 uitspraak gedaan in deze zaak. De appellant, vertegenwoordigd door zijn vader, stelde dat de IB-Groep in het bestreden besluit niet had beslist over zijn verzoek om toepassing van de hardheidsclausule. De Raad oordeelde dat het aanbod in het postscriptum van het bestreden besluit niet betekende dat de IB-Groep een deel van de vordering niet langer handhaafde. De Raad concludeerde dat de vordering volledig in overeenstemming was met de relevante wetgeving, maar dat de IB-Groep niet had gereageerd op het verzoek van de appellant om de hardheidsclausule toe te passen.
De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de appellant gegrond. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit werden geheel in stand gelaten, en de IB-Groep werd verplicht om het griffierecht van de appellant te vergoeden. De Raad concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de wettelijke bepalingen rechtvaardigden, en dat de appellant voldoende was geïnformeerd over zijn verplichtingen met betrekking tot de OV-studentenkaart.