ECLI:NL:CRVB:2008:BD5732

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-2854 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op kinderbijslag en onderhoudseis bij verblijf op internaat

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, waarin de aanvraag voor kinderbijslag werd afgewezen door de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellant had kinderbijslag aangevraagd voor de zoon van zijn partner, die op de peildatum op een internaat in Turkije verbleef. De Svb weigerde de kinderbijslag met de reden dat appellant het kind in de relevante kwartalen niet in belangrijke mate had onderhouden. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de Svb niet heeft onderkend dat de zoon op de peildatum op een internaat verbleef, wat betekent dat er geen onderhoudseis gesteld had mogen worden. Dit leidt tot de conclusie dat het besluit van de Svb voor het vierde kwartaal van 2003 onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht. De Raad vernietigt het bestreden besluit en verklaart het beroep gegrond voor dit kwartaal.

Voor het eerste kwartaal van 2004 oordeelt de Raad dat appellant niet heeft aangetoond dat hij aan de onderhoudseis voldeed. De overgelegde bewijsstukken waren onvoldoende om aan te tonen dat hij het kind in belangrijke mate heeft onderhouden. Daarom bevestigt de Raad de uitspraak van de rechtbank voor dit kwartaal.

De Raad veroordeelt de Svb in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.288,-- bedragen, en bepaalt dat de Svb het betaalde griffierecht van € 105,-- aan appellant vergoedt. De uitspraak is gedaan op 26 juni 2008.

Uitspraak

06/2854 AKW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 31 maart 2006, 05/151 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 26 juni 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. C.J. Driessen, advocaat te Beers, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 mei 2008. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Driessen voornoemd. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.A.J. Groenendaal.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant woont sedert augustus 2003 samen met mevrouw [B.]. Op 11 juni 2004 heeft hij kinderbijslag aangevraagd voor haar zoon [naam zoon van mevrouw B. ], geboren [in] 1987. Appellant heeft daarbij aangegeven dat [naam zoon van mevrouw B.] tot 25 december 2003 op een internaat in Turkije verbleef. Vanaf 5 juni 2004 verblijft [naam zoon van mevrouw B.] bij appellant en mevrouw [B.] in Nederland.
1.2. Bij besluit van 18 juni 2004 heeft de Svb kinderbijslag over het vierde kwartaal van 2003 en het eerste kwartaal van 2004 ten behoeve van [naam zoon van mevrouw B.] geweigerd onder overweging dat appellant [naam zoon van mevrouw B.] in deze kwartalen niet in belangrijke mate heeft onderhouden. Bij het bestreden besluit van 6 december 2004 heeft de Svb dit besluit van 18 juni 2004 na bezwaar gehandhaafd.
2. De rechtbank heeft appellants beroep (in zoverre) ongegrond verklaard.
3. De Raad overweegt het volgende.
3.1. Met betrekking tot het vierde kwartaal van 2003 heeft de gemachtigde van de Svb ter zitting van de Raad desgevraagd medegedeeld dat niet is onderkend dat appellant bij zijn aanvraag heeft aangegeven dat [naam zoon van mevrouw B.] op de hier van belang zijnde peildatum op een internaat verbleef. Zou dit juist zijn – hetgeen nog dient te worden nagegaan – dan zou, aldus de gemachtigde van de Svb, op grond van het Besluit onderhoudsvoorwaarden kinderbijslag geen onderhoudseis gesteld kunnen worden en zou appellant over dit kwartaal recht op kinderbijslag ten behoeve van [naam zoon van mevrouw B.] hebben.
3.2. Dit leidt de Raad tot het oordeel dat het bestreden besluit voor zover dat betrekking heeft op het vierde kwartaal van 2003 onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet worden vernietigd. Ook de aangevallen uitspraak, waarbij het beroep ongegrond is verklaard, kan in zoverre geen stand houden.
3.3. Op de peildatum van het eerste kwartaal van 2004 verbleef [naam zoon van mevrouw B.] niet meer in een internaat. De Svb heeft over dit kwartaal kinderbijslag ten behoeve van [naam zoon van mevrouw B.] geweigerd op de grond dat appellant het kind niet in belangrijke mate heeft onderhouden.
3.4. Volgens vaste jurisprudentie dient een verzekerde op voor het uitvoeringsorgaan eenvoudig te controleren wijze met name door middel van bankoverschrijvingen ten name van het kind zelf of van de persoon die het kind verzorgt, aan te tonen dan wel aannemelijk te maken dat hij heeft voldaan aan de voor hem geldende onderhoudseis. De Raad moet vaststellen dat appellant hierin niet is geslaagd. Met betrekking tot het eerste kwartaal van 2004 heeft appellant een rekening van een notaris overgelegd van 11.317.600 Turkse lira. Niet duidelijk is evenwel waarvoor deze bestemd was. De Raad kan aan dit bewijs dan ook geen waarde hechten. Voorts is door appellant een verklaring overgelegd van 27 februari 2004 van de grootvader van [naam zoon van mevrouw B.], die tijdens [naam zoon van mevrouw B.]s verblijf in Turkije financieel verantwoordelijk voor hem was, waarin deze verklaart dat hij op deze datum € 400,-- van appellant heeft ontvangen. Nu deze verklaring geen steun vindt in andere (betalings)bewijzen, voldoet deze niet aan de eis dat op eenvoudig te controleren wijze aannemelijk is gemaakt dat aan de onderhoudseis is voldaan. Ook aan deze verklaring kan de Raad derhalve geen waarde hechten.
3.5. Gezien het vorenstaande komt de Raad tot het oordeel dat het hoger beroep met betrekking tot het eerste kwartaal van 2004 niet slaagt. In zoverre komt de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking.
4. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Awb de Svb te veroordelen in de proceskosten van appellant in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 644,-- voor verleende rechtsbijstand in eerste aanleg en op € 644,-- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, tezamen € 1.288,--.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover deze betrekking heeft op appellants aanspraak op kinderbijslag over het vierde kwartaal van 2003;
Verklaart het beroep gegrond voor zover het op deze aanspraak betrekking heeft en vernietigt het bestreden besluit in zoverre;
Bepaalt dat de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank in zoverre een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak;
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten, voor het overige;
Veroordeelt de Sociale verzekeringsbank in de proceskosten van appellant in eerste aanleg en in hoger beroep tot een bedrag groot € 1.288,--, te betalen door de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank;
Bepaalt dat de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank aan appellant het betaalde griffierecht van € 105,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter en H.J. Simon en H.J. de Mooij als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van C. de Blaeij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2008.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) C. de Blaeij.
OA