ECLI:NL:CRVB:2008:BD4216
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- J. Brand
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verlaging van de WAO-uitkering en de geschiktheid van functies in verband met persoonlijke geloofsovertuiging
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage, waarin de verlaging van zijn WAO-uitkering door het Uwv werd bevestigd. Appellant, die sinds 1994 een WAO-uitkering ontving vanwege psychische klachten, was het niet eens met de verlaging van zijn uitkering van 80-100% naar 55-65% per 29 juni 2004. Hij voerde aan dat de medische beoordeling onjuist was en dat zijn geloofsovertuiging, die hem verbiedt om met vleesproducten te werken, niet was meegenomen in de beoordeling van de geschiktheid van de voorgehouden functies.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 6 juni 2008 behandeld. Appellant stelde dat de rechtbank had moeten overgaan tot het inschakelen van een onafhankelijke psychiater, omdat zijn psychische toestand niet correct was beoordeeld. De Raad oordeelde echter dat de medische informatie die door het Uwv was verzameld, voldoende was en dat er geen reden was om aan de FML te twijfelen. De Raad bevestigde dat de functies van inpakker vleessnacks en textielproduktenmaker passend waren, ondanks de bezwaren van appellant.
De Raad benadrukte dat de persoonlijke geloofsovertuiging van appellant geen rol speelt in de beoordeling van de geschiktheid van functies volgens de WAO. De Raad concludeerde dat de argumenten van appellant niet voldoende waren om de verlaging van de WAO-uitkering te weerleggen en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de leden de argumenten van appellant zorgvuldig hebben gewogen.