ECLI:NL:CRVB:2008:BD3869
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- C.P.J. Goorden
- B.M. van Dun
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake kortdurende WW-uitkering en compensatie bij onjuiste einddatum
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond heeft verklaard. Appellant had een kortdurende WW-uitkering aangevraagd, maar het Uwv had in het toekenningsbesluit ten onrechte de einddatum van de uitkering vastgesteld op 15 juli 2007, terwijl de juiste einddatum 15 juli 2006 was. Appellant stelde dat hij schade had geleden door deze fout, omdat hij met een deel van zijn WW-uitkering schulden had afbetaald die hij niet zou hebben afbetaald als hij had geweten dat zijn uitkering eerder zou eindigen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv de fout in het toekenningsbesluit mocht herstellen, mits dit gebeurde in overeenstemming met de beginselen van behoorlijk bestuur. De Raad stelde vast dat appellant voldoende tijd had om een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) in te dienen voordat zijn WW-uitkering eindigde. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat er geen reden was voor compensatie, omdat appellant zijn stelling over geleden schade niet had onderbouwd. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het hoger beroep van appellant ongegrond.
De uitspraak werd gedaan op 21 mei 2008 door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter. De Raad concludeerde dat het Uwv niet onzorgvuldig had gehandeld en dat appellant niet in aanmerking kwam voor enige compensatie.