ECLI:NL:CRVB:2008:BD2673
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- R.C. Stam
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, waarin de herziening van haar WAO-uitkering werd behandeld. De rechtbank had geoordeeld dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) de uitkering van appellante, die eerder was vastgesteld op 80% of meer, terecht had herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45-55% per 30 augustus 2004. De rechtbank onderschreef de juistheid van het standpunt van het Uwv dat appellante, gezien haar vastgestelde beperkingen, in staat was om met de haar voorgehouden functies een inkomen te verdienen dat leidde tot een verlies aan verdiencapaciteit van ongeveer 50%.
De rechtbank had echter ook geconstateerd dat het Uwv niet voldeed aan de eisen van inzichtelijkheid, verifieerbaarheid en toetsbaarheid met betrekking tot de gebruikte functies voor de schatting. Hierdoor werd het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit bleven in stand. Appellante had in hoger beroep haar eerdere gronden herhaald en betoogd dat haar medische beperkingen niet correct waren ingeschat en dat er ten onrechte geen urenbeperking was aangenomen.
De Centrale Raad van Beroep, die de zaak behandelde, concludeerde dat de bevindingen van de (bezwaar)verzekeringsartsen van het Uwv niet onjuist waren en dat de rechtbank deze beroepsgronden afdoende had besproken. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en zag geen aanleiding om een medisch deskundige te benoemen. De Raad oordeelde dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, binnen de grenzen van de vastgestelde belastbaarheid van appellante vielen. Het hoger beroep werd verworpen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.