ECLI:NL:CRVB:2008:BD2673

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-3600 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, waarin de herziening van haar WAO-uitkering werd behandeld. De rechtbank had geoordeeld dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) de uitkering van appellante, die eerder was vastgesteld op 80% of meer, terecht had herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45-55% per 30 augustus 2004. De rechtbank onderschreef de juistheid van het standpunt van het Uwv dat appellante, gezien haar vastgestelde beperkingen, in staat was om met de haar voorgehouden functies een inkomen te verdienen dat leidde tot een verlies aan verdiencapaciteit van ongeveer 50%.

De rechtbank had echter ook geconstateerd dat het Uwv niet voldeed aan de eisen van inzichtelijkheid, verifieerbaarheid en toetsbaarheid met betrekking tot de gebruikte functies voor de schatting. Hierdoor werd het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit bleven in stand. Appellante had in hoger beroep haar eerdere gronden herhaald en betoogd dat haar medische beperkingen niet correct waren ingeschat en dat er ten onrechte geen urenbeperking was aangenomen.

De Centrale Raad van Beroep, die de zaak behandelde, concludeerde dat de bevindingen van de (bezwaar)verzekeringsartsen van het Uwv niet onjuist waren en dat de rechtbank deze beroepsgronden afdoende had besproken. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en zag geen aanleiding om een medisch deskundige te benoemen. De Raad oordeelde dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, binnen de grenzen van de vastgestelde belastbaarheid van appellante vielen. Het hoger beroep werd verworpen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

06/3600 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 11 mei 2006, 05/278 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 9 mei 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. L.A.M. van Vlerken, advocaat te Geldrop, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 maart 2008. Appellante is niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door W.F. Bergman.
II. OVERWEGINGEN
1.Voor de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat thans met het volgende.
2.De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak als haar oordeel gegeven dat het Uwv de naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer berekende uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) van appellante terecht met ingang van 30 augustus 2004 heeft herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45-55%.
2.1.Zij heeft daartoe de juistheid onderschreven van het aan het bestreden besluit van 17 december 2004 ten grondslag liggende standpunt dat appellante, uitgaande van de ten aanzien van haar vastgestelde beperkingen, per 30 augustus 2004 in staat was met de haar voorgehouden functies een zodanig inkomen te verdienen dat het verlies aan verdiencapaciteit ongeveer 50% bedraagt.
2.2.Met betrekking tot de voor de schatting gebruikte functies was de rechtbank evenwel van oordeel dat het Uwv niet heeft voldaan aan de door de Raad geformuleerde eisen omtrent inzichtelijkheid, verifieerbaarheid en toetsbaarheid. Omdat daaraan eerst in beroep is voldaan, heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Tevens heeft de rechtbank appellantes verzoek om schadevergoeding afgewezen en het Uwv veroordeeld het griffierecht en de proceskosten aan appellante te vergoeden.
3. In hoger beroep heeft appellante haar in bezwaar en beroep geformuleerde gronden herhaald. Appellante is – kort samengevat – van mening dat haar medische beperkingen tot het verrichten van arbeid volledig zijn onderschat en dat ten onrechte geen urenbeperking is aangenomen. Ter ondersteuning van haar standpunt is met name gewezen op een rapport van prof. dr. W.J. Oosterveld, gedateerd 8 april 1996, en de visie van de arts manuele geneeskunde R. Brouwer, neergelegd in een rapport van 21 november 2005. Ten slotte wordt onbegrijpelijk geacht dat de rechtbank geen onderzoek door een medische deskundige heeft gelast.
4.Wat betreft het medisch aspect van de in geding zijnde beoordeling ziet de Raad evenals de rechtbank geen reden om de bevindingen van de (bezwaar)verzekeringsartsen van het Uwv voor onjuist te houden. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank deze beroepsgronden afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom zij niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank ten volle. Ook de Raad heeft in de voorhanden gegevens geen aanleiding gezien een medisch deskundig te benoemen.
5.De Raad is voorts van oordeel dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies vallen binnen de grenzen van de vastgestelde belastbaarheid van appellante.
6.Het hoger beroep slaagt niet en de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient te worden bevestigd. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en R.C. Stam en J.P.M. Zeijen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.W.A. Schimmel als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 mei 2008.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) M.W.A. Schimmel.
SSw