ECLI:NL:CRVB:2008:BD2223
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- R.C. Stam
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en de beoordeling van duurzaam benutbare mogelijkheden
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant) tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 21 juli 2006. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het bestreden besluit van appellant vernietigd. Appellant had in 2005 besloten de WAO-uitkering van betrokkene met ingang van 28 februari 2005 te beëindigen, ondanks dat betrokkene door haar medische beperkingen niet meer in haar eigen functie kon werken. De rechtbank oordeelde dat de beoordeling van de mogelijkheden van betrokkene onvoldoende was onderbouwd, vooral gezien de psychische component die een rol speelde in haar situatie.
Tijdens de zitting op 28 maart 2008 heeft appellant rapportages van de bezwaarverzekeringsarts ingediend, terwijl betrokkene zich liet bijstaan door haar advocaat en aanvullende informatie van haar psychiater overlegde. De rechtbank had eerder vastgesteld dat betrokkene sinds 2001 als volledig arbeidsongeschikt was aangemerkt, maar dat er in latere rapportages door verschillende artsen een discrepantie was ontstaan over haar duurzaam benutbare mogelijkheden. De Raad van Beroep concludeerde dat de bezwaarverzekeringsarts bij zijn beoordeling te optimistisch was geweest en dat het eigen onderzoek onvoldoende was geweest, wat leidde tot schending van de Algemene wet bestuursrecht.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en veroordeelde appellant in de proceskosten van betrokkene, die in totaal € 688,20 bedroegen. Tevens werd een griffierecht van € 422,- opgelegd aan appellant. De uitspraak werd gedaan op 9 mei 2008, waarbij de Raad de eerdere overwegingen van de rechtbank onderschreef en de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van de medische situatie van betrokkene benadrukte.