ECLI:NL:CRVB:2008:BD2215
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.A.J. van den Hurk
- K. Zeilemaker
- A.B.J. van der Ham
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid en rechtsgevolgen van besluiten in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Middelburg, waarin het beroep tegen een besluit van het Dagelijks Bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Walcheren ongegrond werd verklaard. Het besluit waartegen appellant zich keert, betreft de verplichtingen tot arbeidsinschakeling die hem zijn opgelegd, rekening houdend met zijn verminderde functionele mogelijkheden. Appellant stelt dat hij door zijn medische beperkingen niet in staat is om arbeid te verrichten.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het besluit van 9 februari 2006, waarin het bezwaar van appellant tegen het eerdere besluit van 31 mei 2005 ongegrond werd verklaard, onbevoegd is genomen. De Raad concludeert dat de bevoegdheid om te beslissen op het bezwaarschrift berust bij het Dagelijks Bestuur, en niet bij de voorzitter. Dit leidt tot de vernietiging van het besluit van 9 februari 2006, dat in strijd met de wet is genomen.
Desondanks heeft de Raad de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, omdat het Dagelijks Bestuur heeft verklaard het besluit voor zijn rekening te nemen. De Raad heeft ook overwogen dat het advies van de arts J. de Bekker, dat appellant arbeidsgeschikt achtte, deugdelijk is en dat appellant zelf geen aanvullende medische informatie heeft overgelegd. De Raad heeft het Dagelijks Bestuur veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 322,--, en heeft bepaald dat het Dagelijks Bestuur het griffierecht van appellant vergoedt.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep en is openbaar uitgesproken op 20 mei 2008.