ECLI:NL:CRVB:2008:BD2065

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-2663 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering na zorgvuldig onderzoek door verzekeringsarts

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin het beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tot intrekking van de WAO-uitkering van appellant per 12 mei 2005 ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat het onderzoek door de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts zorgvuldig was uitgevoerd en dat appellant beschikte over voldoende benutbare mogelijkheden om arbeid te verrichten. De uitspraak van de rechtbank vond plaats op 24 maart 2006, en het hoger beroep werd behandeld op 28 maart 2008.

Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.L. Kuit, voerde in hoger beroep aan dat hij ernstige longklachten heeft en dat er ten onrechte geen onafhankelijk onderzoek door een longarts heeft plaatsgevonden. Hij betoogde dat hij niet in staat is de hem voorgehouden functies te vervullen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de argumenten van appellant in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten boden ten opzichte van zijn eerdere stellingen in eerste aanleg. De Raad concludeerde dat de informatie van de behandelende longarts en allergoloog adequaat was meegenomen in het oordeel van de (bezwaar)verzekeringsarts.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen reden was voor een nader onderzoek door een onafhankelijke longarts. Appellant gaf ter zitting aan dat, indien de juistheid van de Functionele Mogelijkheden Lijst wordt aangenomen, er geen afzonderlijke bezwaren bestaan tegen de functies die aan de schatting ten grondslag liggen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak en wees een proceskostenveroordeling af, omdat daarvoor geen aanleiding bestond.

Uitspraak

06/2663 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 24 maart 2006, 05/5160 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 9 mei 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.L. Kuit, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 maart 2008. Appellant is verschenen bij gemachtigde, mr. Kuit. Het Uwv was niet vertegenwoordigd.
II. OVERWEGINGEN
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank ongegrond verklaard het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv van 14 september 2005, waarbij is gehandhaafd het besluit van 16 maart 2005 tot intrekking van de WAO-uitkering van appellant per 12 mei 2005. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het onderzoek van de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts zorgvuldig was. De conclusie dat appellant benutbare mogelijkheden heeft is onder meer gebaseerd op informatie van de behandelende longarts. Hetgeen appellant in beroep heeft aangevoerd, heeft de rechtbank geen reden gegeven de juistheid van het medische oordeel in twijfel te trekken. De in de voorgehouden functies voorkomende belasting overschrijdt appellants mogelijkheden om te functioneren niet.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij ernstige longklachten heeft. Ten onrechte is geen onderzoek verricht door een onafhankelijke longarts. Hij is niet in staat de hem voorgehouden functies te verrichten.
Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd bevat, in vergelijking met zijn stellingname in eerste aanleg, geen nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank. De Raad voegt daar nog het volgende aan toe. In het dossier is informatie van de longarts aanwezig over de periode van 1999 tot eind 2004. Voorts is een tweetal brieven van de allergoloog in het dossier aanwezig waarin de longproblemen van appellant aan de orde komen. De (bezwaar)verzekeringsarts heeft deze informatie bij zijn oordeel betrokken. Gelet hierop ziet de Raad geen reden voor een nader onderzoek door een onafhankelijke longarts.
Appellant heeft ter zitting aangegeven dat, indien wordt uitgegaan van de juistheid van de Functionele Mogelijkheden Lijst, tegen de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geen afzonderlijke bezwaren bestaan. Gelet hierop behoeven die functies geen aparte bespreking.
Het hoger beroep slaagt niet, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door G.J.H. Doornewaard als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 mei 2008.
(get.) G.J.H. Doornewaard.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
JL