ECLI:NL:CRVB:2008:BD1888
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- J. Brand
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Herziening toekenning partnertoeslag door de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 mei 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 30 maart 2007. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, omdat aan haar ten onrechte een partnertoeslag was toegekend. De IB-Groep, die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de sociale zekerheidswetgeving, had de toekenningsbesluiten herzien. Appellante stelde in hoger beroep dat zij te goeder trouw was en verwees naar de inkomstenverklaringen van haar partner, waarin hij aangaf waarschijnlijk niet aan de voorwaarden te voldoen. Desondanks had de IB-Groep haar de toeslag toegekend.
Tijdens de zitting op 4 april 2008 was appellante aanwezig, bijgestaan door haar partner, terwijl de IB-Groep werd vertegenwoordigd door mr. T. Holtrop. De Raad overwoog dat het hoger beroep geen doel trof, omdat appellante in haar hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten had aangedragen die de Raad tot een ander oordeel konden brengen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier M.C.T.M. Sondereggger.
De Centrale Raad van Beroep benadrukte dat de wet het mogelijk maakt om onjuiste beslissingen te herstellen en dat de onduidelijkheid in het partnerformulier van appellante's partner een belangrijke factor was in de beslissing. De Raad ging er niet van uit dat appellante niet te goeder trouw was, maar concludeerde dat de IB-Groep bevoegd was om de toekenningsbesluiten te herzien.