ECLI:NL:CRVB:2008:BD1888

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-2770 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening toekenning partnertoeslag door de Centrale Raad van Beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 mei 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 30 maart 2007. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, omdat aan haar ten onrechte een partnertoeslag was toegekend. De IB-Groep, die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de sociale zekerheidswetgeving, had de toekenningsbesluiten herzien. Appellante stelde in hoger beroep dat zij te goeder trouw was en verwees naar de inkomstenverklaringen van haar partner, waarin hij aangaf waarschijnlijk niet aan de voorwaarden te voldoen. Desondanks had de IB-Groep haar de toeslag toegekend.

Tijdens de zitting op 4 april 2008 was appellante aanwezig, bijgestaan door haar partner, terwijl de IB-Groep werd vertegenwoordigd door mr. T. Holtrop. De Raad overwoog dat het hoger beroep geen doel trof, omdat appellante in haar hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten had aangedragen die de Raad tot een ander oordeel konden brengen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier M.C.T.M. Sondereggger.

De Centrale Raad van Beroep benadrukte dat de wet het mogelijk maakt om onjuiste beslissingen te herstellen en dat de onduidelijkheid in het partnerformulier van appellante's partner een belangrijke factor was in de beslissing. De Raad ging er niet van uit dat appellante niet te goeder trouw was, maar concludeerde dat de IB-Groep bevoegd was om de toekenningsbesluiten te herzien.

Uitspraak

07/2770 WSF
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 30 maart 2007, 06/706 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep).
Datum uitspraak: 16 mei 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld en de IB-Groep heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 april 2008. Appellante is in persoon verschenen, bijgestaan door haar partner, [naam partner]. De IB-Groep was vertegenwoordigd door mr. T. Holtrop.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat aan appellante ten onrechte een partnertoeslag is toegekend, dat appellante dat redelijkerwijs had kunnen weten en dat de IB-Groep dus bevoegd was de toekenningsbesluiten te herzien.
2. Appellante heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat zij te goeder trouw was. Zij heeft verwezen naar de door haar partner ingevulde inkomstenverklaringen, waarop deze heeft aangegeven dat hij waarschijnlijk niet aan de voorwaarden voldoet; toch heeft de IB-Groep haar de toeslag toegekend.
3.1. Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd bevat, in vergelijking met haar stellingname in eerste aanleg, geen nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van appellante dat de IB-Groep een fout heeft gemaakt bij de toekenning van de partnertoeslag waarvan zij niet de dupe wenst te worden gaat eraan voorbij dat haar partner het partnerformulier niet eenduidig heeft ingevuld en dat de wet het juist mogelijk maakt onjuiste beslissingen te herstellen.
Overigens merkt de Raad op dat hij er niet van uit gaat dat appellante niet te goeder trouw was.
3.2. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep geen doel treft.
4. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sondereggger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2008.
(get.) J. Janssen.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
SSw