ECLI:NL:CRVB:2008:BD1801
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering van assistent conciërge en de beoordeling van medische en arbeidskundige grondslagen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant, werkzaam als assistent conciërge, tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had eerder het beroep van appellant tegen de intrekking van zijn WAO-uitkering ongegrond verklaard. De intrekking vond plaats op basis van een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 17 januari 2005, waarbij de uitkering met ingang van 13 maart 2005 werd ingetrokken. Appellant was van mening dat de medische beoordeling onzorgvuldig was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn psychische klachten. Hij stelde dat er geen onafhankelijk onderzoek was gedaan door een psychiater of psycholoog, en dat hij meer beperkingen had dan in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) was aangegeven.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de medische grondslag onderschreven. Appellant had zijn stelling dat hij psychisch meer beperkt was niet met medische stukken onderbouwd, waardoor de Raad geen aanleiding zag voor een psychiatrische expertise. Wat betreft de arbeidskundige grondslag heeft de bezwaararbeidsdeskundige A.W. van Mastrigt in zijn rapportage van 17 januari 2008 de functies besproken die aan de schatting ten grondslag lagen. De Raad concludeerde dat de geduide functies geschikt waren voor appellant, en dat er geen concrete grieven waren aangevoerd die tot een ander oordeel konden leiden.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep gegrond verklaard, waarbij het bestreden besluit werd vernietigd wegens strijd met de Algemene wet bestuursrecht. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit blijven echter geheel in stand. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1288,-- bedragen, te betalen aan zowel appellant als de griffier van de Raad. De uitspraak werd gedaan op 9 mei 2008.