ECLI:NL:CRVB:2008:BD1710

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-3875 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WAO

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 mei 2008 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 24 mei 2007. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. W.C. de Jonge, heeft verzocht om herziening van de uitspraak die betrekking had op de kosten van rapportages van het Instituut Psychosofia. De Raad heeft vastgesteld dat er geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid is gepresenteerd die aanleiding zou geven tot herziening, zoals vereist onder artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam bevestigd, waarin werd geoordeeld dat de kosten van de rapportages niet voor vergoeding in aanmerking komen.

Tijdens de zitting op 3 april 2008 heeft de gemachtigde van verzoekster betoogd dat er wel reden is om de kosten te vergoeden, en dat er sprake zou zijn van een kennelijke misslag in de eerdere uitspraak. De Raad heeft echter geoordeeld dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, tenzij er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. De Raad heeft geconcludeerd dat de aangevoerde omstandigheden niet als nieuw kunnen worden aangemerkt en dat er geen aanleiding is om de eerdere beslissing te herzien.

De Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, aangezien het Uwv geen verzoek om vergoeding van proceskosten heeft ingediend. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met M.M. van der Kade als voorzitter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier M. Pijper.

Uitspraak

07/3875 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van:
[Verzoekster] (hierna: verzoekster),
van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 mei 2007, 05/6717,
in het geding in hoger beroep tussen:
verzoekster
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 15 mei 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens verzoekster heeft mr. W.C. de Jonge, advocaat te Vlaardingen, verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 24 mei 2007, 05/6717.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 april 2008. Verzoekster is in persoon verschenen, vergezeld door mr. De Jonge. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.K. Dekker.
II. OVERWEGINGEN
Op grond van artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet, kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad, op verzoek van een partij, worden herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
Bij de uitspraak waarvan thans om herziening wordt verzocht, heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 november 2005, 04/679, bevestigd voor zover aangevochten. De Raad heeft daarbij overwogen dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de kosten van de in beroep overgelegde rapportages van mevrouw Verhage, directrice van het Instituut Psychosofia, niet als proceskosten voor vergoeding in aanmerking komen.
Het verzoek om herziening is uitsluitend gericht tegen de weigering om de kosten van de door Instituut Psychosofia uitgebrachte rapportage voor vergoeding in aanmerking te brengen. In het (aanvullende) verzoekschrift en ter zitting van de Raad heeft de gemachtigde van verzoekster betoogd dat er wel reden is om deze kosten te vergoeden. Zij stelt zich daarbij op het standpunt dat sprake is van een kennelijke misslag in ’s Raads uitspraak van 24 mei 2007 en dat sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden, nu de Raad in die uitspraak niet op alle namens verzoekster aangedragen argumenten is ingegaan.
Zoals de Raad reeds eerder heeft overwogen in zijn uitspraak van 3 oktober 2003, LJN: AN7982 is het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet gegeven om anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. De Raad is niet gebleken dat namens verzoekster enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid, zoals bedoeld in artikel 8:88 van de Awb, naar voren is gebracht. De door de gemachtigde van appellante aangehaalde omstandigheden kunnen niet als zodanig worden aangemerkt. Daarbij wijst de Raad er, onder verwijzing naar zijn uitspraak van 7 april 1998, LJN: ZB7563, op dat noch uit artikel 8:69, noch uit artikel 8:77, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb, voortvloeit dat de Raad in zijn uitspraak op alle door partijen aangevoerde feiten en of omstandigheden heeft in te gaan.
Gelet op het vorenstaande dient het verzoek om herziening dan ook te worden afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding, nu door het Uwv niet om vergoeding van proceskosten is verzocht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter en T.L. de Vries en F.A.M. Stroink als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Pijper als griffier, uitgesproken in het openbaar op 15 mei 2008.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) M. Pijper.
OA