ECLI:NL:CRVB:2008:BD1305
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- J.P.M. Zeijen
- R. Kruisdijk
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en de rol van bijwerkingen van medicijnen bij het vaststellen van beperkingen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin de intrekking van zijn WAO-uitkering door het Uwv werd bevestigd. Appellant had een WAO-uitkering ontvangen vanwege psychische klachten, maar het Uwv trok deze uitkering in na een medische herbeoordeling, waarbij werd vastgesteld dat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 15% was. Appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zijn lichamelijke en psychische klachten door het Uwv waren onderschat. Hij voerde aan dat de bijwerkingen van zijn medicijnen zijn functioneren belemmerden en dat hij volledig arbeidsongeschikt was.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) neergelegde beperkingen van appellant. De Raad stelde vast dat de bezwaarverzekeringsarts en bezwaararbeidsdeskundige voldoende rekening hadden gehouden met de medische situatie van appellant, inclusief zijn medicijngebruik. De Raad oordeelde dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies, zoals wasserijmedewerker en produktiemedewerker, voor appellant geschikt waren, ondanks zijn klachten.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en na een zitting waar appellant en zijn advocaat aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het Uwv. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.