ECLI:NL:CRVB:2008:BD1173
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- C.P.J. Goorden
- B.M. van Dun
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WW-uitkering en kostenvergoeding bezwaar
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin de afwijzing van zijn aanvraag voor een WW-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aan de orde is. Appellant was als chauffeur werkzaam van 10 december 2005 tot 9 juni 2006, maar werd op 19 januari 2006 op staande voet ontslagen. Na zijn ontslag heeft hij een WW-uitkering aangevraagd, die door het Uwv op 5 juli 2006 werd geweigerd op de grond dat hij verwijtbaar werkloos was geworden. Appellant heeft later een brief van zijn voormalige werkgever overgelegd, waaruit bleek dat het ontslag op staande voet was teruggedraaid en dat zijn arbeidsovereenkomst op 9 juni 2006 van rechtswege eindigde. Het Uwv verklaarde het bezwaar van appellant tegen de afwijzing van de WW-uitkering ongegrond, omdat het loon tot 9 juni 2006 was doorbetaald.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 2 april 2008 geoordeeld dat de kosten van de behandeling van het bezwaar alleen vergoed kunnen worden als het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. De Raad concludeerde dat er geen sprake was van onrechtmatigheid aan de zijde van het Uwv, omdat appellant pas na het primaire besluit de relevante informatie had overgelegd. Hierdoor was er geen aanleiding om de kosten van het bezwaar te vergoeden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige en correcte informatieverstrekking door de appellant in bezwaarprocedures en de voorwaarden waaronder kosten voor bezwaar kunnen worden vergoed. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geweigerd om de kosten van het bezwaar te vergoeden, omdat het bezwaar ongegrond was verklaard.