[Appellante], (hierna: appellante)
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 14 juli 2006, 05/592 (hierna: aangevallen uitspraak)
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen (hierna: College)
Datum uitspraak: 29 april 2008
Namens appellante heeft mr. E.W.K. Bosman, advocaat te Emmen, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 maart 2008. Voor appellante is mr. C.K.E.E. Fuhler, kantoorgenote van mr. Bosman, verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door R.H. Aukes, werkzaam bij de gemeente Emmen.
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante ondervindt ernstige bewegingsbeperkingen door diverse aandoeningen. In verband met deze beperkingen heeft zij de beschikking gekregen over onder meer een trippelstoel en een scootmobiel. Begin 2004 is zij verhuisd naar een woning, waarin zij het traplopen kan vermijden. In verband met deze verhuizing is zij in aanmerking gebracht voor een tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten ad € 1.815,--. Bij besluit van 8 januari 2004 heeft het College haar voorts een financiële tegemoetkoming verstrekt voor het aanbrengen van een aantal aanpassingen in de te betrekken woning.
1.2. Appellante heeft op 3 juli 2004 het College verzocht haar, in het kader van de ten tijde in geding van toepassing zijnde Wet voorzieningen gehandicapten (hierna: Wvg), onder meer in aanmerking te brengen voor woonvoorzieningen in de vorm van antislipvloerbedekking en een bergingsmogelijkheid voor de scootmobiel. Bij besluit van 12 oktober 2004 heeft het College dit verzoek afgewezen. Daaraan is ten grondslag gelegd dat aan appellante, naast de reeds verstrekte tegemoetkoming in verhuis- en inrichtingskosten, geen extra vergoeding kan worden verstrekt voor antislipvloerbedekking. Met betrekking tot de berging van de scootmobiel is aangegeven dat uit onderzoek is gebleken dat voldoende stallingsruimte aanwezig is in de bijkeuken.
2. Bij besluit van 25 november 2004 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van 12 oktober 2004 ongegrond verklaard.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 25 november 2004 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft - voor zover in hoger beroep in geschil - overwogen dat het in de rede lag dat appellante ten tijde van de verhuizing vloerbedekking had aangeschaft die geschikt was voor gebruik van de trippelstoel. Over de stalling van de scootmobiel in de bijkeuken heeft de rechtbank overwogen dat inmiddels de deuren van de bijkeuken zijn verbreed om stalling van de scootmobiel mogelijk te maken, en dat appellante ten tijde van de aanpassing niet heeft kenbaar gemaakt dat de stalling van de scootmobiel in de bijkeuken op aanmerkelijke bezwaren zou stuiten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft appellant niet aannemelijk gemaakt dat het absoluut onmogelijk is bepaalde voorwerpen, te denken valt aan wasmanden en/of de voorraadkast, elders in de woning te plaatsen, zodat er in de bijkeuken meer ruimte ontstaat die ten behoeve van de stalling van de scootmobiel zou kunnen worden benut.
4. In hoger beroep heeft appellante aangegeven dat zij ten tijde van de verhuizing kenbaar heeft gemaakt dat zij was aangewezen op antislipvloerbedekking. De haar toegekende tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten was niet toereikend voor de aanschaf van deze vloerbedekking. Zij stelt zich op het standpunt dat zij in aanmerking komt voor een hogere tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten dan voorzien is in de Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Emmen (hierna: de Verordening), dan wel voor een volledige vergoeding van de kosten van de antislipvloerbedekking. In dat kader heeft zij verwezen naar artikel 2.1, aanhef en onder c, van de Verordening, waarin gesproken wordt over de mogelijkheid van een woonvoorziening van niet-bouwkundige aard. Appellante heeft voorts betwist dat de bijkeuken, ook na het weghalen van alle daarin geplaatste voorwerpen, voldoende ruimte zou bieden voor de stalling van de scootmobiel. Zij heeft daarbij opgemerkt dat de rechtbank er ten onrechte van uitgaat dat zij in aanmerking is gebracht voor een woningaanpassing in de vorm van het verbreden van de deuren van de bijkeuken.
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1.1. Artikel 2, eerste lid, van de Wvg bepaalt dat het gemeentebestuur zorg draagt voor de verlening van - onder meer - woonvoorzieningen ten behoeve van de in de gemeente woonachtige gehandicapten. Ingevolge artikel 3 van de Wvg moeten deze voorzieningen verantwoord, dat wil zeggen doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht zijn. In artikel 2, eerste lid, van de Wvg is voorts bepaald dat het gemeentebestuur met inachtneming van hetgeen bij en krachtens de Wvg is bepaald, bij verordening regels dient vast te stellen.
5.1.2. Ter uitvoering van artikel 2, eerste lid, van de Wvg heeft de gemeenteraad van de gemeente Emmen de Verordening vastgesteld.
5.1.3. Artikel 2.1, eerste lid, van de Verordening bepaalt dat de door burgemeester en wethouders te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit een tegemoetkoming in de kosten van:
a.verhuizing en inrichting;
b.woningaanpassingen(en);
c.woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woontechnische aard;
[…]
5.1.4. Artikel 2.1, tweede lid, van de Verordening bepaalt dat de tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid kan bestaan uit een financiële tegemoetkoming, een forfaitaire vergoeding of een gemaximeerde vergoeding.
5.1.5. Artikel 2.4, tweede lid, van de Verordening bepaalt dat een gehandicapte voor een woonvoorziening als bedoeld bij artikel 2.1 onder b en c genoemd in aanmerking kan worden gebracht indien de onder a genoemde voorziening niet te realiseren is of niet de goedkoopste adequate oplossing is.
5.2.1. De Raad stelt vast dat niet in geschil is dat appellante in verband met de mogelijkheid zich binnenshuis met gebruikmaking van de trippelstoel voort te bewegen is aangewezen op antislipvloerbedekking. Ter zitting van de Raad is komen vast te staan dat zij ten tijde van de verhuizing naar haar huidige woning deze woning van antislipvloerbedekking heeft laten voorzien. Voor zover appellante betoogt dat de haar toegekende tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten niet toereikend zou zijn voor de aanschaf van antislipvloerbedekking, overweegt de Raad dat zij deze grief in een rechtsmiddel tegen het besluit tot toekenning van deze tegemoetkoming aan de orde had kunnen stellen. Nu zij dat, naar niet in geding is, heeft nagelaten, kan deze grief niet alsnog in onderhavige procedure bij de beoordeling worden betrokken. Voorts overweegt de Raad nog dat, gelet op de door appellante overgelegde rekening van de stoffeerder en het door het College overgelegde overzicht van de kosten van antislip- en gewone vloerdekking, niet kan worden aangenomen dat appellante geconfronteerd is geweest met relevante meerkosten in verband met de aanschaf van antislipvloerbedekking in vergelijking met die van gewone vloerbedekking.
5.2.2. De Raad acht, gelet het aangegeven samenstel van bepalingen, geen ruimte aanwezig om de kosten van de aanschaf van de antislipvloerbedekking - op grond van een aparte aanvraag kort na de verhuizing - voor vergoeding in aanmerking te laten komen in het kader van een woonvoorziening van niet-bouwkundige aard, nu de geschiktheid van de huidige woning van appellante is beoordeeld in het kader van de besluitvorming over de aanpassing van en de verhuizing naar deze woning.
5.3. Stalling scootmobiel
5.3.1. Ter zitting van de Raad is op gebleken dat appellante de scootmobiel thans stalt in de bijkeuken. Reeds op deze grond oordeelt de Raad dat niet gezegd kan worden dat de bijkeuken zich niet leent voor stalling van de scootmobiel. Met de rechtbank en verweerder oordeelt de Raad dat het aan appellante is om de gebruiksmogelijkheden van de bijkeuken door herinrichting of verplaatsing van de aanwezige voorwerpen te optimaliseren. De juistheid van de vaststelling van de rechtbank dat de bijkeuken door verbreding van de deuren zou zijn aangepast kan, gezien het vorenstaande, buiten beschouwing blijven.
5.4. Uit het vorenstaande vloeit voort dat de aangevallen uitspraak, met verbetering van de gronden, dient te worden bevestigd voor zover aangevochten.
5.5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en J.N.A. Bootsma en H.C.P. Venema als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van S.R. Bagga als griffier, uitgesproken in het openbaar op 29 april 2008.