ECLI:NL:CRVB:2008:BD0937
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- H.G. Rottier
- M. Greebe
- Rechtspraak.nl
Verzoek om herziening van uitspraak inzake WAO-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 april 2008 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 6 juli 2007. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. W.C. de Jonge, heeft verzocht om herziening van de uitspraak die betrekking had op zijn WAO-uitkering. De Raad had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische onderbouwing van het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 6 februari 2004, dat de uitkering van verzoeker voortgezet werd naar de arbeidsongeschiktheidsklasse 15 tot 25%. De rechtbank Rotterdam had in een eerdere uitspraak van 23 maart 2005 het beroep van verzoeker gegrond verklaard en de uitkering met terugwerkende kracht verhoogd naar de klasse 25 tot 35%.
Verzoeker stelde in zijn verzoekschrift dat de Raad belangrijke medische gegevens niet had betrokken bij de beoordeling van zijn zaak. Hij voegde een rapport van verzekeringsarts J.P. Janssen toe, waarin nieuwe klachten werden beschreven. De Raad oordeelde echter dat het rapport geen nieuwe feiten of omstandigheden bevatte die relevant waren voor de beoordelingsdatum van 2 april 2003. De Raad benadrukte dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, tenzij er sprake is van nieuwe feiten die niet eerder bekend waren.
Uiteindelijk concludeerde de Raad dat verzoeker geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die onder artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht vallen. Het verzoek om herziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met M.S.E. Wulffraat-van Dijk als voorzitter, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier E. de Bree.