ECLI:NL:CRVB:2008:BD0916
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid en de rol van verzekeringsartsen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 9 januari 2006, waarin het beroep ongegrond werd verklaard. Appellante, die als productiemedewerkster werkte, was sinds 1992 arbeidsongeschikt door pijnklachten in haar rechterpols en -elleboog. Haar uitkeringen op basis van de AAW en WAO waren aanvankelijk vastgesteld op 80% of meer, maar in 1994 werd haar arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 35-45%. In 1998 werd zij volledig arbeidsongeschikt geacht vanwege zwangerschapsklachten en psychische problemen.
Tijdens een periodieke herbeoordeling op 8 september 2004, uitgevoerd door een verzekeringsarts in opleiding, werd geconcludeerd dat appellante belastbaar was voor arbeid, rekening houdend met haar beperkingen. Op basis van deze beoordeling trok het Uwv haar WAO-uitkering per 15 december 2004 in. Appellante maakte bezwaar, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard, wat leidde tot de rechtszaak.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd, omdat de verzekeringsarts in opleiding geen geregistreerd verzekeringsarts was en de bezwaarverzekeringsarts alleen dossieronderzoek had gedaan zonder appellante zelf te onderzoeken. Dit gebrek in het onderzoek leidde tot de conclusie dat het bestreden besluit op een onzorgvuldig medisch onderzoek berustte en vernietigd moest worden. De Raad oordeelde dat het Uwv een nieuw besluit op bezwaar moest nemen, waarbij rekening gehouden moest worden met de medische grieven van appellante.
De Raad besliste ook dat appellante recht had op vergoeding van proceskosten, die in totaal € 1.310,74 bedroegen, en dat het Uwv het door appellante betaalde griffierecht moest vergoeden. De uitspraak werd gedaan op 11 april 2008.