ECLI:NL:CRVB:2008:BD0036
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van toelating tot de vrijwillige verzekering AOW en ANW na beëindiging verplichte verzekering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 april 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die verzocht om toelating tot de vrijwillige verzekering krachtens de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Algemene nabestaandenwet (ANW). De appellant, die in Marokko woonde, had eerder een WAO-uitkering ontvangen, maar zijn verzoek om toelating tot de vrijwillige verzekering werd afgewezen door de Sociale verzekeringsbank (Svb) omdat hij niet binnen de wettelijke termijn van één jaar na beëindiging van zijn verplichte verzekering had aangevraagd. De Svb stelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de overschrijding van deze termijn konden rechtvaardigen.
De rechtbank Amsterdam had de beslissing van de Svb bevestigd, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze bevestiging in zijn uitspraak onderschreven. De Raad overwoog dat de appellant niet voldoende had aangetoond dat hij zich tijdig had aangemeld voor de vrijwillige verzekering en dat hij niet had voldaan aan de voorwaarden die in de AOW en ANW zijn gesteld. De Raad benadrukte dat de appellant, gedurende het jaar voorafgaand aan zijn aanvraag, niet verplicht verzekerd was omdat hij niet in Nederland woonde. Bovendien was de appellant niet op de hoogte van de noodzaak om zich aan te melden voor de vrijwillige verzekering, ondanks dat hij wist dat zijn WAO-uitkering niet leidde tot een hernieuwde verplichte verzekering.
De Raad concludeerde dat de Svb terecht had geweigerd om de appellant toe te laten tot de vrijwillige verzekering en dat het hoger beroep niet kon slagen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werden geen proceskosten vergoed.