ECLI:NL:CRVB:2008:BC9527
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. Simon
- H.J. de Mooij
- M. Greebe
- Rechtspraak.nl
Recht op tweevoudige kinderbijslag en onderhoudsverplichting in hoger beroep
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 31 mei 2005, waarin de rechtbank oordeelde over het recht op kinderbijslag. Appellant heeft hoger beroep ingesteld met de stelling dat hij recht heeft op tweevoudige kinderbijslag voor zijn zoon over de periode van het derde kwartaal van 1998 tot en met het derde kwartaal van 2000. De Centrale Raad van Beroep heeft op 14 februari 2008 de zaak behandeld, waarbij appellant niet aanwezig was, maar de Sociale verzekeringsbank (Svb) vertegenwoordigd was door mr. G.J. Oudenes.
De Raad heeft in zijn overwegingen verwezen naar eerdere uitspraken en heeft vastgesteld dat appellant in hoger beroep geen nieuwe stukken heeft overgelegd die aantonen dat zijn zoon na het tweede kwartaal van 1999 nog uitwonend was in verband met onderwijs. Ook is niet aangetoond dat appellant zijn zoon gedurende de relevante tijdvakken grotendeels heeft onderhouden. De Raad heeft het oordeel van de rechtbank onderschreven en de aangevallen uitspraak bevestigd, zonder aanleiding te zien om een partij in de proceskosten te veroordelen.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met H.J. Simon als voorzitter en H.J. de Mooij en M. Greebe als leden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 27 maart 2008. De Raad heeft vastgesteld dat appellant recht heeft op tweevoudige kinderbijslag over het vierde kwartaal van 1998 en het eerste en tweede kwartaal van 1999, recht heeft op enkelvoudige kinderbijslag over het derde kwartaal van 1998 en het eerste kwartaal van 2000, maar geen recht heeft op kinderbijslag over het derde en vierde kwartaal van 1999 en het tweede en derde kwartaal van 2000.