[Appellant], (hierna: appellant)
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 september 2007, met kenmerk 05/4046 (hierna: aangevallen uitspraak)
Zilveren Kruis Achmea Zorgverzekeringen, als rechtsopvolger van Onderlinge Waarborgmaatschappij Zilveren Kruis Ziekenfonds U.A., gevestigd te Rotterdam, (hierna: Zilveren Kruis)
Datum uitspraak: 26 maart 2008
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Zilveren Kruis heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 februari 2008. Appellant is verschenen, bijgestaan door
mr. H.G. Meulmeester, advocaat te Amsterdam. Groene Land heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H. Kreeft en
drs. Th. J. Kuiper, beiden werkzaam bij Zilveren Kruis.
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. De zoon van appellant, [D.], is in verband met een ernstige allergische aandoening vanaf 1992 behandeld volgens de (provocatie) neutralisatiemethode in het Breakspear Hospital te Hemel Hempstead (Verenigd Koninkrijk).
1.2. Bij besluit van 14 augustus 1998, gehandhaafd bij besluit van 17 mei 2000, heeft Zilveren Kruis het verzoek van appellant om vergoeding van de kosten van deze behandeling van zijn zoon afgewezen op de grond dat het geen verstrekking als bedoeld in de Ziekenfondswet (ZFW) betreft, omdat de behandeling niet gebruikelijk is in de kring der beroepsgenoten.
1.3. Bij uitspraak van 11 juni 2002 heeft de rechtbank Amsterdam - onder meer - het tegen het besluit van 17 mei 2000 ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat Zilveren Kruis een onjuiste maatstaf heeft aangelegd door de gebruikelijkheid van de behandeling af te meten aan het standpunt daarover in de kring van Nederlandse beroepsgenoten.
1.4. Zilveren Kruis heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij de Raad.
1.5. Bij zijn uitspraak van 30 september 2004, LJN AR4049, heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank van 11 juni 2002 bevestigd en, onder verwijzing naar het arrest Smits-Peerbooms van het Hof van Justitie van 12 juli 2001 in de zaak C-157/99, overwogen dat beoordeeld dient te worden of de in geding zijnde behandeling door de internationale wetenschap voldoende beproefd en deugdelijk is bevonden. Bij die beoordeling dienen alle relevante gegevens in aanmerking te worden genomen, waaronder met name literatuur, wetenschappelijke onderzoeken, en gezaghebbende meningen van specialisten. Zilveren Kruis is opgedragen bij de nieuw te nemen beslissing de relevante gegevens, in voornoemde zin, te betrekken en tevens te onderzoeken of de aangevraagde behandeling wordt verstrekt door de Engelse publiekrechtelijke ziektekostenverzekering. Opgedragen is om binnen 12 weken na dagtekening van de uitspraak een nieuw besluit te nemen.
2.1. Ter uitvoering van de uitspraak van de Raad heeft Zilveren Kruis bij besluit van 15 augustus 2005 opnieuw op het bezwaar beslist en het bezwaar andermaal ongegrond verklaard. Daarbij is aangegeven dat nader onderzoek van de medisch adviseur J. van Hooidonk, neergelegd in een advies van 1 november 2004, heeft geleid tot de conclusie dat de neutralisatiemethode geldt als niet gebruikelijk in de kring van beroepsgenoten. Tevens is gebleken dat de behandeling ten tijde in geding niet door de Engelse publiekrechtelijke ziektekostenverzekering werd vergoed.
2.2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 15 augustus 2005 ongegrond verklaard.
2.3. Appellant heeft zich tegen deze uitspraak gekeerd. Hij heeft ter zitting van de Raad aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan zijn kritiek op de door medisch adviseur toegepaste onderzoeksmethode. In plaats van de zoekterm ‘neutralisatiemethode’ had de term ‘provocatie neutralisatiemethode’ gehanteerd moeten worden. Voorts heeft de rechtbank volgens appellant onvoldoende betekenis toegekend aan het door hem overgelegde artikel van vier Duitse professoren uit juli 1999. Tenslotte heeft appellant er nog op gewezen dat Zilveren Kruis de door de Raad aangegeven beslistermijn niet in acht heeft genomen.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat de medisch adviseur van Zilveren Kruis voldoende zorgvuldig onderzoek heeft verricht naar alle relevante gegevens.
Hij onderschrijft de overwegingen op grond waarvan de rechtbank tot deze conclusie is gekomen.
3.2. De grief van appellant dat de medisch adviseur met het toepassen van een andere zoekterm voor de beoordeling van de gebruikelijkheid van de behandeling, andere, meer relevante gegevens zou hebben gevonden, kan geen doel treffen, nu appellant niet heeft aangetoond om welke gegevens het zou gaan. Bovendien komt het de Raad geenszins onaannemelijk voor dat, zoals Zilveren Kruis ter zitting heeft aangegeven, met de gebruikte zoekterm ‘neutralisatiemethode’ ook de door appellant bedoelde gegevens zijn verkregen en in het onderzoek zijn betrokken.
3.3. Ook de grief dat de rechtbank ten onrechte Zilveren Kruis heeft gevolgd in de waardering van het artikel van vier Duitse professoren treft geen doel. Namens Zilveren Kruis is ter zitting van de Raad herhaald dat bedoeld artikel geen onderbouwing geeft voor het daarin beschreven positieve resultaat van de neutralisatiemethode, zodat niet met voldoende zekerheid kan worden gesteld dat dit resultaat een gevolg is van de toegepaste methode. Namens appellant zijn geen gegevens aangedragen op grond waarvan moet worden aangenomen dat Zilveren Kruis aan bedoeld artikel een onjuiste betekenis heeft toegekend.
3.4. Tenslotte overweegt de Raad nog dat het niet in acht nemen door Zilveren Kruis van de beslistermijn weliswaar geen schoonheidsprijs verdient, maar geen gevolgen kan hebben voor de uitkomst van de beoordeling in hoger beroep. Na ommekomst van deze termijn had appellant beroep tegen het uitblijven van een besluit bij de rechtbank kunnen instellen.
3.5. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en J.N.A. Bootsma en H.C.P. Venema als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van S.R. Bagga als griffier, uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2008.