ECLI:NL:CRVB:2008:BC9187

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/6372 WAO, 06/6374 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herziening van eerdere uitspraken inzake WAO

In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door mr. W.C. de Jonge, een verzoek tot herziening ingediend van eerdere uitspraken van de Raad van 29 augustus 2006 en 5 september 2006. De Centrale Raad van Beroep heeft op 9 april 2008 uitspraak gedaan. De Raad overweegt dat het verzoek om herziening van de uitspraak van 29 augustus 2006 niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Dit is in lijn met eerdere uitspraken waarin is vastgesteld dat het rechtsmiddel van herziening enkel kan worden toegepast op basis van nieuwe feiten of omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet. Verzoekster heeft echter geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die een herziening rechtvaardigen.

Daarnaast heeft de Raad het verzoek om herziening van de uitspraak van 5 september 2006 afgewezen. Verzoekster stelde dat deze uitspraak innerlijk tegenstrijdig was en dat fundamentele rechtsbeginselen en de goede procesorde waren geschonden. De Raad heeft echter geoordeeld dat er geen termen aanwezig zijn voor een proceskostenveroordeling en dat het verzoek om herziening niet kan worden ingewilligd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met Ch. van Voorst als voorzitter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier E. de Bree.

Uitspraak

06/6372 WAO en 06/6374 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het verzoek van:
[Verzoekster], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoekster),
om herziening van de uitspraken van de Raad van 29 augustus 2006 (05/7301 WAO) en 5 september 2006 (06/1548 WAO)
in de gedingen tussen:
verzoekster
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 9 april 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens verzoekster heeft mr. W.C. de Jonge, advocaat te Vlaardingen, verzocht om herziening van de uitspraken van de Raad van 29 augustus 2006 en 5 september 2006.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 februari 2008.
Verzoekster is, met voorafgaande kennisgeving, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H. van Wijngaarden.
II. OVERWEGINGEN
Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet, in samenhang met artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
06/6372 WAO
De Raad overweegt dat de uitspraak van de Raad van 29 augustus 2006 (05/7301 WAO), waarvan verzoekster herziening heeft gevraagd, eveneens een uitspraak is op een verzoek om herziening ingevolge artikel 8:88 van de Awb en wel van de onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad van 22 november 2005 (03/4548, 04/604, 05/4836).
Zoals de Raad eerder heeft beslist - gewezen wordt op de uitspraken van de Raad van
15 februari 2005 (LJN:AS7119) en 21 februari 2002 (LJN:AD9655) - moet een verzoek om herziening van een reeds eerder met toepassing van artikel 8:88 van de Awb gewezen uitspraak als zinloos en niet in het systeem van de Awb passend worden beschouwd.
Het verzoek om herziening van de uitspraak van 29 augustus 2006 moet dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
06/6374 WAO
Bij het verzoekschrift heeft de gemachtigde van verzoekster zich - samengevat - op het standpunt gesteld dat de uitspraak van de Raad van 5 september 2006 innerlijk tegenstrijdig is en dat daarbij fundamentele rechtsbeginselen en de goede procesorde zijn geschonden.
Zoals de Raad reeds eerder heeft overwogen in zijn uitspraak van 3 oktober 2003 (LJN: AN7982) is het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet gegeven om anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb juncto artikel 21 van de Beroepswet, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. Het onderhavige verzoek om herziening dient dan ook te worden afgewezen, nu niet gebleken is dat namens verzoekster enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in genoemde bepaling van de Awb, naar voren is gebracht.
De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Inzake 06/6372 WAO
Verklaart het verzoek om herziening van de uitspraak van 29 augustus 2006 niet-ontvankelijk;
Inzake 06/6374 WAO
Wijst het verzoek om herziening van de uitspraak van 5 september 2006 af.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en J.F. Bandringa en B. Barentsen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van E. de Bree als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 april 2008.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) E. de Bree.
RJB