ECLI:NL:CRVB:2008:BC9178
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- J. Brand
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak inzake de WAO-uitkering en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 7 februari 2006, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv werd behandeld. Het Uwv had op 4 oktober 2004 geweigerd om de WAO-uitkering van appellant, die was berekend op een arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%, per 22 september 2003 te verhogen. Appellant had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar op 4 februari 2005 ongegrond. Appellant stelde dat zijn medische beperkingen waren onderschat en dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen niet passend waren. In hoger beroep werd een verklaring overgelegd van prof. dr. S.E. Papapoulos, maar de Raad oordeelde dat deze verklaring geen nieuwe gezichtspunten bood. De Raad concludeerde dat het Uwv de medische beperkingen van appellant correct had vastgesteld en dat de functies passend waren. De rechtbank had eerder al overwogen dat de medische beperkingen juist waren vastgesteld, maar dat de motivering van de passendheid van de functies onvoldoende was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep geen doel trof. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer onder leiding van voorzitter J. Janssen, met de leden J. Brand en J.P.M. Zeijen. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2008.