ECLI:NL:CRVB:2008:BC8263
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- R.C. Stam
- R. Kruisdijk
- Rechtspraak.nl
Korting op WAO-uitkering wegens inkomsten uit arbeid in onderneming echtgenoot
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat haar WAO-uitkering heeft gekort vanwege inkomsten uit arbeid in de onderneming van haar echtgenoot. Appellante, die in 1997 arbeidsongeschikt werd verklaard, ontving een WAO-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Het Uwv heeft in 2005 besloten om de uitkering over de jaren 1999, 2000, 2002 en 2003 op nihil te stellen, omdat appellante inkomsten uit haar eigen onderneming had. De rechtbank heeft het besluit van het Uwv in stand gehouden, waarop appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 28 maart 2008 uitspraak gedaan. De Raad overweegt dat het Uwv terecht artikel 44 van de WAO heeft toegepast, dat bepaalt dat de uitkering niet wordt uitbetaald als de inkomsten uit arbeid zodanig zijn dat er geen sprake meer is van een arbeidsongeschiktheid van ten minste 15%. De Raad stelt vast dat appellante zelf de keuze heeft gemaakt om als zelfstandige in het bedrijf van haar echtgenoot te werken, en dat het Uwv deze keuze als uitgangspunt heeft genomen voor de toepassing van de wet.
Appellante heeft aangevoerd dat de terugwerkende kracht van de korting onevenredig zware gevolgen voor haar heeft, maar de Raad oordeelt dat het Uwv geen bevoegdheid heeft om van de korting af te zien. De Raad bevestigt dat de besluiten van het Uwv in overeenstemming zijn met de wet en dat de beginselen van behoorlijk bestuur niet zijn geschonden. De Raad concludeert dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd en dat er geen termen zijn voor een proceskostenveroordeling.