ECLI:NL:CRVB:2008:BC8226
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- J.P.M. Zeijen
- B. Barentsen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verlaging WAO-uitkering en medische en arbeidkundige grondslag
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond, waarin de verlaging van haar WAO-uitkering aan de orde is. Appellante, die sinds augustus 1991 arbeidsongeschikt is, heeft in het verleden twee hersenoperaties ondergaan en ontving een WAO-uitkering van 80-100%. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft haar uitkering per 17 november 2004 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Appellante heeft de medische en arbeidkundige grondslag van deze herziening betwist.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 4 maart 2008 uitspraak gedaan. De Raad heeft vastgesteld dat appellante op 24 november 2003 en 23 maart 2004 door artsen van het Uwv is onderzocht, waarbij milde neurocognitieve tekorten zijn vastgesteld. De Raad heeft de argumenten van appellante tegen het gebruik van het Claimbeoordelings- en borgingssysteem (CBBS) verworpen, en geconcludeerd dat het Uwv voldoende rekening heeft gehouden met de beperkingen die door de neuropsycholoog zijn vastgesteld.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. De Raad heeft geoordeeld dat de verzekeringsgeneeskundige oordeelsvorming zorgvuldig is geweest en dat er geen nieuwe medische informatie is overgelegd die de eerder vastgestelde beperkingen zou ondermijnen. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 1441,- bedragen, en heeft bepaald dat het Uwv het betaalde griffierecht aan appellante vergoedt.