ECLI:NL:CRVB:2008:BC8168
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- R.C. Stam
- R. Kruisdijk
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering bij chronisch vermoeidheidssyndroom en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin de herziening van haar WAO-uitkering aan de orde is. Appellante, die voorheen als secretaresse bij KPMG werkte, heeft haar werkzaamheden gestaakt vanwege diverse gezondheidsklachten, waaronder een chronisch vermoeidheidssyndroom. Na een eerdere toekenning van een WAO-uitkering op basis van 35 tot 45% arbeidsongeschiktheid, heeft het Uwv deze uitkering in 2003 verhoogd naar 80 tot 100%. Echter, in 2004 werd deze herzien naar 35 tot 45%, wat leidde tot bezwaar van appellante. Het Uwv verklaarde het bezwaar gegrond en stelde de arbeidsongeschiktheid vast op 45 tot 55%. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand, wat leidde tot het hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en het procesverloop in detail besproken. De Raad heeft vastgesteld dat de arbeidskundige beoordeling van het Uwv niet als een zelfstandig deelbesluit kan worden aangemerkt. De Raad onderschrijft de medische grondslag van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling en concludeert dat de door appellante ingebrachte medische gegevens niet leiden tot een ander oordeel. De Raad heeft ook opgemerkt dat de huidige werkzaamheden van appellante niet van invloed zijn op de beoordeling van haar situatie in 2004.
Uiteindelijk heeft de Raad de aangevallen uitspraak bevestigd, maar het bestreden besluit vernietigd. De Raad oordeelt dat er geen termen zijn om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, wat betekent dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met D.J. van der Vos als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 28 maart 2008.