ECLI:NL:CRVB:2008:BC8121
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- W.R. de Vries
- R.C. Stam
- R. Kruisdijk
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante in het kader van de WAO
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) heeft toegekend. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht aan appellante een uitkering heeft verleend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%, met ingang van 5 januari 2004. Appellante, die eerder werkzaam was als afdelingschef in een supermarkt, was sinds 6 januari 2003 uitgevallen door nek-, schouder- en vermoeidheidsklachten. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar klachten door de verzekeringsartsen zijn onderschat en dat zij niet in staat is om de haar voorgehouden functies te vervullen. Ter ondersteuning van haar standpunt heeft zij een rapportage van zenuwarts dr. H.L.S.M. Busard overgelegd, waarin wordt gesteld dat zij niet in staat is om volledig te werken.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts appellante heeft onderzocht en informatie heeft ingewonnen bij haar behandelend reumatoloog. De Raad concludeert dat de verzekeringsarts voldoende rekening heeft gehouden met de beperkingen van appellante, zoals vastgesteld in de Functionele Mogelijkheden Lijst. De Raad oordeelt dat de rapportage van zenuwarts Busard niet voldoende gemotiveerd is en dat de conclusies van de bezwaarverzekeringsartsen niet onjuist zijn. Daarom heeft de Raad het hoger beroep van appellante afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met D.J. van der Vos als voorzitter en R.C. Stam en R. Kruisdijk als leden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 28 maart 2008, in aanwezigheid van W.R. de Vries als griffier. De Raad heeft geen termen gezien voor een proceskostenveroordeling.