ECLI:NL:CRVB:2008:BC8120

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-4330 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake sociale zekerheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 maart 2008 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 11 juli 2007. Het verzoeker, vertegenwoordigd door mr. W.C. de Jonge, stelde dat er sprake was van evidente onjuistheid en nieuwe feiten die de eerdere uitspraak zouden kunnen beïnvloeden. De Raad heeft echter vastgesteld dat de door verzoeker overgelegde documenten, waaronder een rapport van het Instituut Psychosofia en brieven van psychiater E.M. Pluijms, reeds bekend waren of redelijkerwijs bekend konden zijn ten tijde van de eerdere uitspraak. De Raad benadrukte dat het rechtsmiddel van herziening enkel kan worden ingeroepen op basis van nieuwe feiten of omstandigheden die niet eerder bekend waren en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. Aangezien verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft kunnen aanvoeren, werd het verzoek om herziening afgewezen. De Raad oordeelde ook dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

07/4330 ZW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het verzoek van:
[verzoeker] (hierna: verzoeker),
om herziening van de uitspraak van de Raad van 11 juli 2007 (05/2114 ZW)
in het geding tussen:
verzoeker
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 26 maart 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens verzoeker heeft mr. W.C. de Jonge, advocaat te Vlaardingen, verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 11 juli 2007.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 februari 2008.
Verzoeker is verschenen bij gemachtigde mr. De Jonge. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door W.L.G. Weltevrede.
II. OVERWEGINGEN
Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet, in samenhang met artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
Het verzoek is gebaseerd op de stelling dat in de uitspraak van de Raad van 11 juli 2007 sprake is van evidente onjuistheid, foutieve uitleg van de eigen jurisprudentie en dat sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden. Ter onderbouwing van het verzoek heeft de gemachtigde van verzoek een rapport van 23 augustus 2007 van het Instituut Psychosofia overgelegd alsmede twee brieven d.d. 12 oktober 2004 en 21 december 2004 van psychiater E.M. Pluijms.
De Raad stelt vast dat de door de gemachtigde van verzoeker overgelegde brieven van voornoemde psychiater aan verzoeker voor de aangevallen uitspraak bekend waren dan wel redelijkerwijs bekend konden zijn. Voormeld rapport van 23 augustus 2007 bevat een inhoudelijke verhandeling over de procedure en bevat geen nieuwe feiten of omstandigheden in de zin van voormeld artikel van de Awb.
De Raad merkt in dit verband nogmaals op dat het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb juncto artikel 21 van de Beroepswet, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen.
Uit het vorenstaande volgt dat het verzoek om herziening dient te worden afgewezen, nu niet gebleken is dat namens verzoeker enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in genoemde bepaling van de Awb, naar voren is gebracht.
De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en H.G. Rottier en B. Barentsen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van E. de Bree als griffier, uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2008.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) E. de Bree.
RJB