ECLI:NL:CRVB:2008:BC8114
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- H.G. Rottier
- B. Barentsen
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en deugdelijkheid van arbeidskundige motivering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Breda, waarin de rechtsgevolgen van een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in stand zijn gelaten. Het Uwv had bij besluit van 30 september 2004 de WAO-uitkering van appellant herzien, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 15 tot 25%, in plaats van de eerder toegekende 80 tot 100%. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond bij een besluit op 10 februari 2005. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 26 maart 2008 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat het bestreden besluit niet van een deugdelijke arbeidskundige motivering is voorzien. De Raad heeft vastgesteld dat de bezwaararbeidsdeskundige onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt of het gebruik van een steekwagen de belasting op het aspect tillen zou reduceren. De Raad komt tot de conclusie dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand heeft gelaten. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en bepaalt dat het Uwv een nieuw besluit op bezwaar moet nemen, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak.
Daarnaast heeft de Raad het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant in hoger beroep, begroot op € 644,-, en het Uwv moet het betaalde griffierecht van € 103,- vergoeden aan appellant. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier, E. de Bree.