ECLI:NL:CRVB:2008:BC8089
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. Simon
- H.J. de Mooij
- M. Greebe
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herhaalde aanvraag WAO-uitkering zonder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 juli 2005, waarin zijn beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had eerder, op 30 juli 2001, een aanvraag van appellant om een arbeidsongeschiktheidsuitkering op basis van de WAO afgewezen, omdat appellant vanaf 1 maart 1987 niet meer verzekerd was. Appellant had in 1984 en 1985 in Nederland gewerkt en ontving van 1986 tot 1989 een uitkering op basis van de Rijksgroepsregeling Werkloze Werknemers (RWW). Na zijn remigratie naar Marokko in 1989, heeft hij in 2001 opnieuw een aanvraag ingediend, die door het Uwv werd afgewezen.
De rechtbank oordeelde dat het Uwv bevoegd was om de aanvraag af te wijzen, omdat appellant geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden had aangedragen die een andere beslissing rechtvaardigden. De Raad voor de Rechtspraak heeft deze overwegingen van de rechtbank onderschreven en het hoger beroep van appellant verworpen. De Raad concludeerde dat het Uwv in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik had kunnen maken en dat de eerdere besluiten van het Uwv in rechte onaantastbaar waren geworden.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de beslissing van de rechtbank en er zijn geen proceskosten aan een van de partijen opgelegd. De uitspraak is gedaan op 27 maart 2008 door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter H.J. Simon, met H.J. de Mooij en M. Greebe als leden, en griffier A.C. Palmboom.