ECLI:NL:CRVB:2008:BC8088
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- R.C. Stam
- R. Kruisdijk
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en de uitbetaling van WAO-uitkering
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zijn bezwaar tegen de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid ongegrond verklaarde. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht op 35 tot 45% had vastgesteld, maar het had het bestreden besluit vernietigd omdat het Uwv onvoldoende had gemotiveerd waarom de functies die aan het besluit ten grondslag lagen, geschikt waren voor appellant. De Raad heeft het onderzoek heropend en aanvullende stukken van het Uwv en appellant ontvangen. Tijdens de zitting op 15 februari 2008 is appellant in persoon verschenen, terwijl het Uwv zich had afgemeld.
De Raad heeft overwogen dat de beroepsgronden van appellant, waaronder de overschatting van zijn functionele mogelijkheden en de onjuiste toepassing van het Besluit uurloonschatting 1999, niet zijn onderbouwd met nieuwe medische gegevens. De Raad heeft vastgesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, die in 1993 uitviel voor zijn werk, correct was vastgesteld en dat de functies die het Uwv had geselecteerd, binnen de bandbreedte van 5 uren lagen. De Raad heeft geconcludeerd dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd, omdat er geen termen zijn voor een proceskostenveroordeling.
De Raad heeft ook de argumenten van appellant over het maatmaninkomen en de verwervingskosten beoordeeld, maar heeft geen onjuistheden kunnen vaststellen in de berekeningen van het Uwv. De Raad heeft geconcludeerd dat de uitkering van appellant met toepassing van artikel 44 van de WAO niet tot uitbetaling komt, omdat hij inkomsten uit arbeid heeft die niet duurzaam zijn vastgesteld. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en wijst de verzoeken van appellant af.