ECLI:NL:CRVB:2008:BC7762
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- H.G. Rottier
- B. Barentsen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en recht op WAZ-uitkering na weigering door Uwv
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant, die in februari 1998 een galerie begon en op 17 februari 2003 een aanvraag indiende voor een uitkering op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde de uitkering, stellende dat appellant op de datum van intreden van de arbeidsongeschiktheid, 1 juni 1996, niet verzekerd was voor de WAZ. Appellant maakte bezwaar, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant gegrond, maar het Uwv concludeerde na deze uitspraak dat appellant per 17 februari 2003 belastbaar was conform de Functionele MogelijkhedenLijst (FML). De rechtbank verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond, wat appellant ertoe bracht om in hoger beroep te gaan.
Tijdens de zitting op 13 februari 2008 was appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door drs. F.A. Steeman. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het hoger beroep slaagde. De Raad stelde vast dat het Uwv niet had beoordeeld of er in de door appellant aangegeven periode sprake was van arbeidsongeschiktheid die de wettelijke wachttijd van 52 weken overschreed. De Raad concludeerde dat appellant per 1 augustus 1999 voldeed aan de voorwaarden voor een WAZ-uitkering, ondanks dat hij in die periode inkomsten had uit de verkoop van zijn schilderijen. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak, verklaarde het beroep gegrond en oordeelde dat het Uwv een nieuw besluit op bezwaar moest nemen, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 966,- bedroegen, en moest het griffierecht van € 142,- vergoeden.