ECLI:NL:CRVB:2008:BC7755

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/1958 ZW, 07/1959 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van eerdere uitspraak inzake sociale zekerheidswetgeving

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 maart 2008 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 5 juli 2006. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. W.C. de Jonge, heeft verzocht om herziening van de uitspraak die betrekking had op besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 16 juli 2003 en 20 november 2003. De Raad had in de eerdere uitspraak de besluiten van het Uwv bevestigd, waarbij het beroep van verzoekster ongegrond was verklaard.

Verzoekster stelde in haar verzoekschrift dat de Raad in zijn eerdere uitspraak een aantal feiten niet had onderkend of onjuist had vastgesteld. Echter, de Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat het rechtsmiddel van herziening enkel kan worden toegepast op basis van nieuwe feiten of omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet. De Raad heeft vastgesteld dat er geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid is gepresenteerd die aanleiding zou geven tot herziening van de eerdere uitspraak.

Daarom heeft de Centrale Raad van Beroep het verzoek om herziening afgewezen. De Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met Ch. van Voorst als voorzitter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier E. de Bree. De zitting vond plaats op 13 februari 2008, waarbij verzoekster werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en het Uwv door W.L.G. Weltevrede.

Uitspraak

07/1958 ZW en 07/1959 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het verzoek van:
[Verzoekster] (hierna: verzoekster),
om herziening van de uitspraak van de Raad van 5 juli 2006 (04/1837 ZW en 04/1838 WAO)
in het geding tussen:
verzoekster
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 26 maart 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens verzoekster heeft mr. W.C. de Jonge, advocaat te Vlaardingen, verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 5 juli 2006.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 februari 2008.
Verzoekster is verschenen bij gemachtigde mr. De Jonge. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door W.L.G. Weltevrede.
II. OVERWEGINGEN
Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet, in samenhang met artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
Bij de uitspraak van 5 juli 2006 heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 26 maart 2004 (03/2279 en 03/3458), waarbij het beroep van verzoekster tegen besluiten van het Uwv van 16 juli 2003 en 20 november 2003 ongegrond is verklaard, bevestigd.
Verzoekster heeft in haar verzoekschrift, met als bijlage een rapport van 29 augustus 2006 van het Instituut Psychosofia, gesteld dat de Raad in zijn uitspaak van 5 juli 2006 een aantal feiten niet heeft onderkend dan wel onjuist heeft vastgesteld en dat voormelde uitspraak van de Raad evident onjuist is.
Zoals de Raad reeds eerder heeft overwogen in zijn uitspraak van 3 oktober 2003 (LJN: AN7982) is het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet gegeven om anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb juncto artikel 21 van de Beroepswet, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. Het verzoek om herziening dient dan ook te worden afgewezen, nu niet gebleken is dat namens verzoekster enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in genoemde bepaling van de Awb, naar voren is gebracht.
De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en H.G. Rottier en B. Barentsen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van E. de Bree als griffier, uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2008.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) E. de Bree.
RJB