ECLI:NL:CRVB:2008:BC7050

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-1315 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WAO

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 maart 2008 uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 17 januari 2007. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. W.C. de Jonge, heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad, waarin het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) werd bekritiseerd. De gemachtigde van verzoekster stelde dat er sprake was van een kennelijke misslag, omdat de rechter, die niet medisch deskundig is, zelf de medische kwestie had afgedaan. Tevens werd aangevoerd dat belangrijke medische feiten niet in de uitspraak waren opgenomen, waardoor de rechter niet volledig op de hoogte was van de situatie. Ter onderbouwing werd een rapport van Instituut Psychosofia overgelegd.

De Raad heeft echter overwogen dat het rechtsmiddel van herziening enkel kan worden ingeroepen op basis van nieuwe feiten of omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet. De Raad heeft vastgesteld dat er geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid is gepresenteerd die aanleiding zou geven tot herziening. De door de gemachtigde aangevoerde omstandigheden werden niet als nieuw feit aangemerkt. De Raad benadrukte dat het niet de bedoeling is om een hernieuwde discussie over de zaak te voeren of de juistheid van de eerdere uitspraak te betwisten.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het verzoek om herziening afgewezen en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee leden van de Raad, in aanwezigheid van de griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

07/1315 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van:
[Verzoekster] (hierna verzoekster),
van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 17 januari 2007 (04/6623 WAO),
in het geding in hoger beroep tussen:
verzoekster
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 12 maart 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens verzoekster heeft mr. W.C. de Jonge, advocaat te Vlaardingen, verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 17 januari 2007 (04/6623 WAO).
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 januari 2008. Verzoekster is in persoon verschenen, vergezeld door mr. De Jonge. Het Uwv heeft zich, met berichtgeving, niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
Op grond van artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet, kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad, op verzoek van een partij, worden herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
Bij de uitspraak waarvan thans om herziening wordt verzocht, heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
19 oktober 2004 (03/3135), bevestigd, behoudens de opdracht aan het Uwv tot het nemen van een nieuwe beslissing op bezwaar. De Raad heeft daarbij overwogen dat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat verzoekster de wachttijd van artikel
19 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering niet heeft vol gemaakt.
De gemachtigde van verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld – kort weergegeven – dat sprake is van een kennelijke misslag nu de rechter, die niet medisch deskundig is, zelf de medische kwestie afdoet. Tevens stelt de gemachtigde van verzoekster dat in de uitspraak belangrijke medische feiten niet tot uitdrukking zijn gekomen en dat de rechter aldus niet bekend is geweest met deze feiten. Nu op voorhand bij verzoekster niet bekend was dat deze feiten niet in de uitspraak tot uitdrukking zouden komen, is derhalve sprake van nieuwe feiten of omstandigheden. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft de gemachtigde van verzoekster tevens een rapport van 21 maart 2007 van Instituut Psychosofia overgelegd.
Zoals de Raad reeds eerder heeft overwogen in zijn uitspraak van 3 oktober 2003, LJN: AN7982 is het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet gegeven om anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. De Raad is niet gebleken dat namens verzoekster enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid, zoals bedoeld in artikel 8:88 van de Awb, naar voren is gebracht. De door de gemachtigde van appellante aangehaalde omstandigheden kunnen niet als zodanig worden aangemaakt. Daarbij wijst de Raad er onder verwijzing naar zijn uitspraak van 7 april 1998, LJN: ZB7563, op dat noch uit artikel 8:69, noch uit artikel 8:77, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb, voortvloeit dat de Raad in zijn uitspraak op alle door partijen aangevoerde feiten en of omstandigheden heeft in te gaan.
Gelet op het vorenstaande dient het verzoek om herziening dan ook te worden afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door M.S.E. Wulffraat-van Dijk als voorzitter en H.G. Rottier en F.A.M. Stroink als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van E. de Bree als griffier, uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2008.
(get.) M.S.E. Wulffraat-van Dijk.
(get.) E. de Bree.
RJB