ECLI:NL:CRVB:2008:BC6927

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/6780 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van belastbaarheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin de intrekking van haar WAO-uitkering werd bevestigd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 14 december 2007 uitspraak gedaan. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uwv om haar WAO-uitkering per 20 januari 2002 in te trekken. De rechtbank had eerder het besluit van het Uwv vernietigd, omdat het onvoldoende gemotiveerd was. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts tegenstrijdige conclusies had getrokken over de belastbaarheid van appellante, met name met betrekking tot de belasting van de nek tijdens computerwerk.

Tijdens de zitting op 2 november 2007 heeft de Raad de argumenten van beide partijen gehoord. Appellante betwistte de conclusies van de bezwaarverzekeringsarts, die stelde dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch passend waren. Appellante voerde aan dat zij beperkt was in het gebruik van haar nek en dat het Uwv niet had aangetoond waarom de functies geschikt waren. De Raad heeft echter geoordeeld dat het Uwv met het rapport van de bezwaarverzekeringsarts voldoende heeft aangetoond dat appellante in staat was om de werkzaamheden te verrichten die aan de schatting ten grondslag lagen.

De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door het Uwv bij het vaststellen van de belastbaarheid van appellanten in het kader van de WAO.

Uitspraak

05/6780 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 19 oktober 2005, 05/121 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 14 december 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. F.H. Kuiper, advocaat te Maastricht, hoger beroep ingesteld. Opvolgend gemachtigde mr. D. Dronkers, advocaat te Maastricht, heeft nadere stukken ingezonden. Het Uwv heeft een verweerschrift en tweetal rapporten ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 november 2007. Appellante is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv was vertegenwoordigd door M. Wardenburg.
II. OVERWEGINGEN
Voor een uitvoerige weergave van de relevante feiten verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak en eerder de tussen partijen gewezen uitspraak van de rechtbank Maastricht van 19 augustus 2004 (02/1031).
De Raad volstaat hier met het volgende.
Bij beslissing van 7 juni 2002 heeft het Uwv ongegrond verklaard het bezwaar tegen de beslissing van 20 november 2001, waarbij de WAO-uitkering van appellante per 20 januari 2002 is ingetrokken.
De rechtbank Maastricht heeft bij uitspraak van 19 augustus 2004 (02/1031) het tegen dat besluit van 7 juni 2002 ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Voor zover thans nog van belang, heeft de rechtbank daartoe overwogen dat het haar niet duidelijk is op grond waarvan de verzekeringsarts enerzijds tot de conclusie is gekomen dat “duurbelasting van de nek” niet is toegestaan, en anderzijds concludeert dat “computerwerk zou mogen”, nu uit de verwoording functiebelasting blijkt dat intensief gebruik van de nek juist veroorzaakt wordt door het in die functies voorkomende computerwerk. Naar het oordeel van de rechtbank is het besluit van 7 juni 2002 innerlijk tegenstrijdig en is het onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd. Aan het Uwv is opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
Bij besluit van 13 december 2004 heeft het Uwv de bezwaren van appellante wederom ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Daartoe is overwogen dat de bezwaarverzekeringsarts
C.G. van der Kooij het dossier heeft bestudeerd, appellante op zijn spreekuur heeft gezien en vervolgens in zijn rapport van 21 oktober 2004 voldoende heeft toegelicht waarom de aan de schatting ten grondslag gelegde functies vanuit medisch oogpunt als passend voor appellante kunnen worden aangemerkt. De rechtbank heeft deze arts in het door hem gemaakte onderscheid tussen statische en dynamische belasting van de nek gevolgd. Overeenkomstig het belastbaarheidsprofiel van 24 oktober 2001 geldt voor dynamische nekbelasting een duurbeperking, maar niet voor statische nekbelasting. De in (sommige van) de geduide functies bij computerwerk voorkomende gedwongen stand van het hoofd (statische nekbelasting) valt volgens Van der Kooij binnen de belastbaarheid van appellante.
In hoger beroep bestrijdt appellante dit oordeel van de rechtbank. Zij is van mening dat het Uwv, uitgaande van het belastbaarheidsprofiel van 24 oktober 2001, er niet in is geslaagd te motiveren waarom de nekbelastende functies voor appellante passend zijn. Zij beroept zich in dit verband op een rapportage van de verzekeringsgeneeskundige
drs. P.M.J. Swerts van 9 september 2002, waarin wordt gesteld dat appellante beperkt is ten aanzien van het gebruik van de nek. Samengevat is appellante van oordeel dat Van der Kooij ten onrechte een onderscheid heeft gemaakt tussen dynamische en statische nekbelasting. Appellante is in beide opzichten beperkt.
De Raad is met de rechtbank van oordeel dat het Uwv met het rapport van de bezwaarverzekeringsarts Van der Kooij van 21 oktober 2004 thans voldoende draagkrachtig heeft gemotiveerd dat de statische nekbelastbaarheid van appellante niet beperkt is en dat zij in staat moet worden geacht de werkzaamheden verbonden aan de aan de schatting ten grondslag gelegde functies, te verrichten.
In dit oordeel ligt ook besloten dat de Raad aan het rapport van de verzekeringsgeneeskundige Swerts niet die betekenis toekent die appellante daartoe toegekend wil zien. Uit dit rapport kan niet worden afgeleid dat ook de statische nekbelasting van appellante beperkt is.
Hieruit volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en J. Brand en J.P.M. Zeijen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Gunter als griffier, uitgesproken in het openbaar op 14 december 2007.
(get.) J. Janssen.
(get.) M. Gunter.
MK