ECLI:NL:CRVB:2008:BC6927
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- J. Brand
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van belastbaarheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin de intrekking van haar WAO-uitkering werd bevestigd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 14 december 2007 uitspraak gedaan. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uwv om haar WAO-uitkering per 20 januari 2002 in te trekken. De rechtbank had eerder het besluit van het Uwv vernietigd, omdat het onvoldoende gemotiveerd was. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts tegenstrijdige conclusies had getrokken over de belastbaarheid van appellante, met name met betrekking tot de belasting van de nek tijdens computerwerk.
Tijdens de zitting op 2 november 2007 heeft de Raad de argumenten van beide partijen gehoord. Appellante betwistte de conclusies van de bezwaarverzekeringsarts, die stelde dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch passend waren. Appellante voerde aan dat zij beperkt was in het gebruik van haar nek en dat het Uwv niet had aangetoond waarom de functies geschikt waren. De Raad heeft echter geoordeeld dat het Uwv met het rapport van de bezwaarverzekeringsarts voldoende heeft aangetoond dat appellante in staat was om de werkzaamheden te verrichten die aan de schatting ten grondslag lagen.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door het Uwv bij het vaststellen van de belastbaarheid van appellanten in het kader van de WAO.