ECLI:NL:CRVB:2008:BC6359

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/6017 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering bijstandsuitkering wegens schending inlichtingenverplichting en verzwegen inkomsten uit hennepkwekerij

In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van een bijstandsuitkering van appellanten door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. De aanleiding voor deze beslissing was de ontdekking van een hennepkwekerij in de woning van appellanten op 4 oktober 2005. De politie vond tijdens een huiszoeking restanten van de kwekerij en appellanten gaven aan dat zij eigenaar waren van deze kwekerij. Het College heeft op basis van deze informatie en het stroomverbruik van appellanten, dat aanzienlijk hoger was dan normaal, besloten om de bijstand over de periode van 17 mei 2005 tot en met 3 oktober 2005 in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen.

Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en zijn in hoger beroep gegaan. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het College zich te veel had gebaseerd op het rapport van het Openbaar Ministerie en de berekeningen van het stroomverbruik. De Raad concludeerde dat, hoewel appellanten de inlichtingenverplichting hadden geschonden door de hennepkwekerij niet te melden, het College niet voldoende bewijs had geleverd dat de kwekerij langer dan 14 weken had gefunctioneerd. De Raad vernietigde het besluit van 9 februari 2006, behoudens voor zover het de intrekking van de bijstand over de periode van 28 juni 2005 tot en met 3 oktober 2005 betrof.

De Raad oordeelde dat het College een nieuw besluit moest nemen op het bezwaar van appellanten, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd het College veroordeeld in de proceskosten van appellanten, die in totaal € 1.288,-- bedroegen, en werd het griffierecht van € 143,-- vergoed.

Uitspraak

06/6017 WWB
06/6018 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], appellant, en [Appellante], appellante, beiden wonende te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 13 september 2006, 06/1366 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellanten
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg (hierna: College)
Datum uitspraak: 4 maart 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. W.J.C. Piet, advocaat te Tilburg, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2008. Voor appellanten is mr. Piet verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.G. Smout, werkzaam bij de gemeente Tilburg.
II. OVERWEGINGEN
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Appellanten ontvangen bijstand naar de norm voor gehuwden. Op 4 oktober 2005 heeft de politie in hun woning een niet in bedrijf zijnde hennepkwekerij aangetroffen. Naar aanleiding van de melding terzake heeft het Team Fraudebestrijding van de gemeente Tilburg een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan appellanten verleende bijstand. In dat kader is gebruik gemaakt van de gegevens van de politie, is informatie ingewonnen bij de energieleverancier betreffende het stroomverbruik van appellanten en heeft appellante een verklaring afgelegd. De bevindingen van het onderzoek en de daaruit getrokken conclusies zijn neergelegd in een rapport van 8 november 2005.
Bij besluit van 8 november 2005 heeft het College vervolgens de bijstand van appellanten over de periode van 17 mei 2005 tot en met 3 oktober 2005 herzien (lees: ingetrokken) en de over die periode gemaakte kosten van bijstand van hen teruggevorderd tot een bedrag van € 5.285,88.
Bij besluit van 9 februari 2006 heeft het College het tegen het besluit van 8 november 2005 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Het College heeft daarbij onder meer het volgende overwogen:
“Op dinsdag, 4 oktober 2005, heeft de politie tijdens een huiszoeking de restanten van een hennepkwekerij in uw woning ontdekt. Hiervan is melding gemaakt aan de sector Sociale Zaken.
Op woensdag, 5 oktober 2005, heeft u aan de politie verklaard dat u en uw partner eigenaar waren van een hennepkwekerij en dat er op het moment van de politie-inval geen planten meer waren omdat de kweek niet wilde lukken.
Blijkens gegevens van ESSENT is uw stroomverbruik over de periode van 12 februari 2005 tot 4 oktober 2005 8.067 Kwh geweest. Het verbruik van elektriciteit over deze periode voor uw huishouding is vastgesteld op .929 Kwh. Dat betekent dat er ten behoeve van de hennepkwekerij 6.138 Kwh is verbruikt. Dit verbruik correspondeert met meer dan één kweek, omdat het gebruik per kweek in uw situatie is vastgesteld op 4.469 Kwh.
Dit is als volgt berekend:
Op basis van het rapport “Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerijen onder kunstlicht” van het Openbaar Ministerie van april 2005, wordt uitgegaan van een kweekperiode van 10 weken en 798 branduren per lamp per kweek.
1. De politie heeft bij u in de woning 14 assimilatielampen van 400 watt aangetroffen.
2. Voor één kweek zijn 798 branduren nodig.
14 maal 400 watt is 5600 watt. 5600 watt maal 798 is 4.469 Kwh.
U heeft ten behoeve van uw hennepkwekerij 6138 Kwh verbruikt. Dat is meer dan voor één kweek nodig is.
De hennepkwekerij is bij u op 4 oktober 2005 ontdekt.
Gezien uw stroomverbruik gaan wij uit van minstens twee kweken.
Een kweek beslaat een periode van 10 weken.
Vanaf 4 oktober 2005 is over een periode van 20 weken teruggerekend tot 17 mei 2005, gedurende welke periode u minstens een hennepkwekerij in uw woning heeft gehad.”
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het tegen het besluit van 9 februari 2006 ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Appellanten hebben zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Het College heeft de bijstand van appellanten over de periode van 17 mei 2005 tot en met 3 oktober 2005 ingetrokken en de over die periode gemaakte kosten van bijstand van hen teruggevorderd op de grond dat appellanten in genoemde periode in hun woning een hennepkwekerij hebben geëxploiteerd zonder daarvan aan het College mededeling te hebben gedaan.
Appellanten erkennen dat zij in hun woning een hennepkwekerij hebben gehad, daarvan aan het College geen mededeling hebben gedaan en aldus de op hen rustende inlichtingenverplichting niet zijn nagekomen. Appellanten betwisten evenwel, verwijzend naar de gegevens omtrent hun stroomverbruik, dat zij in de hennepkwekerij twee kweekperiodes van elk tien weken hebben gehad. Naar hun oordeel volgt uit bedoelde gegevens dat zij korter dan 20 weken een hennepkwekerij hebben geëxploiteerd, zodat het uitgangspunt van het College dat de kwekerij reeds op 17 mei 2005 in bedrijf was, niet juist is.
De Raad is van oordeel dat de grief van appellanten doel treft. Het College heeft zich bij zijn besluitvorming uitsluitend gebaseerd op het rapport “Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerijen onder kunstlicht” van het Openbaar Ministerie van april 2005 in relatie met het ten behoeve van de hennepkwekerij van appellanten berekende stroomverbruik. Uit het berekende stroomverbruik van 6138 Kwh kan, rekening houdend met het benodigde stroomverbruik voor één kweekperiode van 4469 Kwh, weliswaar worden afgeleid dat appellanten de kwekerij meer dan tien weken hebben geëxploiteerd, maar voor de stelling van het College dat appellanten minstens twee kweken hebben gehad en dus de kwekerij 20 weken hebben geëxploiteerd, bieden de gehanteerde uitgangspunten geen grond. Uitgaande van bedoeld rapport en het berekende stroomverbruik ten behoeve van de kwekerij van appellanten moet het er naar het oordeel van de Raad voor worden gehouden dat appellanten gedurende afgerond 14 weken - dat wil zeggen in de periode van 28 juni 2005 tot en met 3 oktober 2005 - een hennepkwekerij hebben geëxploiteerd. Dit betekent dat het besluit van 9 februari 2006, voor zover daarbij de intrekking van de bijstand over de periode van 17 mei 2005 tot 28 juni 2005 is gehandhaafd, dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Nu het besluit tot intrekking van de bijstand niet onverkort in stand kan blijven, is daarmee tevens de grondslag aan de terugvordering van de gemaakte kosten van bijstand komen te ontvallen, zodat het besluit van 9 februari 2006 ook in zoverre niet in stand kan blijven.
De rechtbank heeft een en ander niet onderkend, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep gegrond verklaren, het besluit van 9 februari 2006 vernietigen, behoudens voor zover betrekking hebbende op de intrekking van de bijstand over de periode van 28 juni 2005 tot en met 3 oktober 2005, en het College opdragen een nieuw besluit op het bezwaar van appellanten te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
De Raad ziet aanleiding het College te veroordelen in de proceskosten van appellanten. Deze worden begroot op € 644,-- in beroep en op € 644,-- in hoger beroep wegens verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep gegrond;
Vernietigt het besluit van 9 februari 2006, behoudens voor zover daarbij de intrekking van de bijstand over de periode van 28 juni 2005 tot en met 3 oktober 2005 is gehandhaafd;
Bepaalt dat het College een nieuw besluit op het bezwaar van appellanten neemt met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
Veroordeelt het College in de proceskosten van appellanten tot een bedrag van € 1.288,--, te betalen door de gemeente Tilburg;
Bepaalt dat de gemeente Tilburg aan appellanten het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 143,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham als voorzitter en J.M.A. van der Kolk-Severijns en J.J.A. Kooijman als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van N.L.E.M. Bynoe als griffier, uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2008.
(get.) A.B.J. van der Ham.
(get.) N.L.E.M. Bynoe.
IJ