ECLI:NL:CRVB:2008:BC6306

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-6184 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering onverschuldigd betaalde bijstandsuitkering wegens inkomsten uit arbeid van ex-echtgenote

In deze zaak gaat het om de terugvordering van onverschuldigd betaalde bijstandsuitkering door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. C.J. Driessen, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, die op 14 september 2006 uitspraak deed in deze kwestie. De rechtbank had het beroep van appellant gegrond verklaard, het besluit van het College van 29 april 2005 vernietigd, maar de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 11 maart 2008 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat het College van terugvordering kan afzien indien er geen verwijt kan worden gemaakt aan de belanghebbende of indien er dringende redenen van immateriële aard zijn. Appellant stelde dat hij niet op de hoogte was van de inkomsten van zijn ex-echtgenote en dat de terugvordering extreme hardheid met zich meebracht, omdat hij hierdoor geen beroep kon doen op de schuldsaneringsregeling.

De Raad concludeert echter dat de onwetendheid van appellant en zijn gebrekkige kennis van het Nederlands niet afdoen aan zijn verantwoordelijkheid voor de onjuist ingevulde informatieformulieren. De Raad is van mening dat er geen dringende redenen aanwezig zijn die de terugvordering onaanvaardbaar maken, en dat de geestelijke of lichamelijke gezondheid van appellant niet in het geding is. Daarom wordt het hoger beroep afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er wordt geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

06/6184 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant],
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 14 september 2006, 05/1738 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss (hierna: College)
Datum uitspraak: 11 maart 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. C.J. Driessen, advocaat te Beers, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 januari 2008. Appellant is vertegenwoordigd door mr. Driessen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door M.H.A.J. Wesdijk, werkzaam bij de gemeente Oss.
II. OVERWEGINGEN
Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.
Bij besluit van 22 november 2004, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 29 april 2005, heeft het College van appellant teruggevorderd een bedrag van € 6.184,--, zijnde teveel ontvangen bijstand wegens inkomsten uit arbeid van zijn (inmiddels ex)echtgenote.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het tegen het besluit van 29 april 2005 ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 29 april 2005 vernietigd en de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten.
De Raad komt naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep naar voren hebben gebracht tot de volgende beoordeling.
De Raad stelt voorop dat uitsluitend nog in geschil is of de rechtsgevolgen terecht in stand zijn gelaten omdat geen sprake is van dringende redenen op grond waarvan geheel of gedeeltelijk van terugvordering moet worden afgezien. Dienaangaande is namens appellant - kort weergegeven - gesteld dat hij er geen weet van had dat de inkomsten van zijn echtgenote niet werden opgegeven en voorts dat de terugvordering extreme hardheid tot gevolg heeft omdat hij nu geen beroep kan doen op de schuldsaneringsregeling.
Blijkens de gedingstukken kan het College van terugvordering afzien indien belanghebbende geen verwijt kan worden gemaakt (onverschuldigde betaling) of indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn van immateriële aard. Van dergelijke dringende redenen is sprake indien de terugvordering onaanvaardbare consequenties in relatie tot de geestelijke of lichamelijke gezondheid van de belanghebbende heeft. De aanwezigheid van schulden vormt op zichzelf geen dringende reden. De Raad is met het College van oordeel dat geen van die situaties zich hier voordoet. Onwetendheid van appellant of gebrekkige kennis van het Nederlands neemt niet weg dat hij onder de onjuist ingevulde informatieformulieren zijn handtekening heeft gezet en daarvoor verantwoordelijk kan worden gehouden. Dat appellant als gevolg van de terugvordering geen beroep kan doen op de schuldsaneringsregeling zoals door zijn gemachtigde betoogd, is een omstandigheid - wat daar verder ook van zij - die in het kader van de dringende redenen zoals hiervoor omschreven geen rol kan spelen. Niet gebleken is dat appellants geestelijke of lichamelijke gezondheid in het geding is.
Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, moet worden bevestigd.
De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door C. van Viegen als voorzitter en K. Zeilemaker en J.J.A. Kooijman als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van N.L.E.M. Bynoe als griffier, uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2008.
(get.) C. van Viegen.
(get.) N.L.E.M. Bynoe.
IJ