ECLI:NL:CRVB:2008:BC5566
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.C.F. Talman
- M.C. Bruning
- K.J. Kraan
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het verzoek tot bevordering tot adjudant-onder-officier en vernietiging van het afwijzingsbesluit
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin zijn beroep tegen een afwijzingsbesluit van de Commandant Landstrijdkrachten ongegrond was verklaard. Het afwijzingsbesluit betrof het verzoek van appellant om bevorderd te worden tot adjudant-onder-officier. De Centrale Raad van Beroep heeft op 14 februari 2008 uitspraak gedaan. De Raad oordeelde dat het afwijzingsbesluit van de commandant, dat was gebaseerd op een ondeugdelijke feitelijke grondslag, voor vernietiging in aanmerking kwam. De Raad stelde vast dat appellant, werkzaam bij de Koninklijke landmacht, niet de functie had die aan de rang van adjudant-onder-officier was verbonden, en dat de functie die hij vervulde, niet meer bestond. Hierdoor was de grondslag voor de afwijzing van zijn bevorderingsverzoek komen te vervallen.
De Raad oordeelde dat de commandant ten onrechte het besluit had gehandhaafd dat appellant niet kon worden bevorderd, omdat hij een functie vervulde die aan de rang van sergeant was verbonden. De Raad vernietigde zowel de aangevallen uitspraak als het bestreden besluit en droeg de commandant op om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, rekening houdend met de overwegingen van de Raad. Tevens werd de commandant veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.288,- bedroegen, en werd bepaald dat de Staat der Nederlanden het griffierecht van appellant vergoedt.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke feitelijke grondslag voor besluiten in het bestuursrecht, vooral in zaken die betrekking hebben op ambtenarenrecht en bevorderingen binnen de krijgsmacht.