ECLI:NL:CRVB:2008:BC5324
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van onterecht ingehouden ziekenfondspremie en terugbetaling met terugwerkende kracht
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 21 augustus 2006, waarin het beroep tegen het besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) ongegrond werd verklaard. Appellante ontvangt sinds november 1993 een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW), waarover ten onrechte ziekenfondspremie is ingehouden. De Svb heeft in 2005 vastgesteld dat appellante al sinds mei 1974 particulier verzekerd is en dat de inhouding van de ziekenfondspremie onterecht was. Bij besluit van 2 september 2005 heeft de Svb de inhouding van de ziekenfondspremie per september 2005 beëindigd en aangekondigd dat de ten onrechte ingehouden premie met terugwerkende kracht van vijf jaar zou worden terugbetaald.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het onacceptabel is dat de onterecht betaalde premie niet wordt terugbetaald en dat zij niet had kunnen weten dat de premie onterecht was ingehouden. De Raad overweegt dat financiële aanspraken jegens de overheid op grond van rechtszekerheid na vijf jaar niet meer afdwingbaar zijn. De verjaringstermijn begint op het moment dat de benadeelde partij in actie had kunnen komen. De Raad concludeert dat appellante had kunnen weten dat er premie werd ingehouden, gezien de toekenningsbrief en de uitkeringsspecificaties die zij ontving.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de Svb zich terecht heeft beperkt tot premierestitutie over een periode van vijf jaar. Het hoger beroep van appellante wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.