ECLI:NL:CRVB:2008:BC4607

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-3238 ZFW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering vergoeding medische behandeling op basis van doelmatige zorgverlening en vertrouwensbeginsel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Assen, waarin de rechtbank het beroep tegen het besluit van Menzis om de kosten van een maagbandoperatie niet te vergoeden ongegrond heeft verklaard. Appellante had verzocht om vergoeding van de kosten voor de plaatsing van een maagband in het Europe St. Michel Hospital te Brussel, maar Menzis had deze aanvraag afgewezen op basis van doelmatige zorgverlening. Appellante stelde dat er telefonisch toezeggingen waren gedaan door een medewerker van Menzis, maar Menzis betwistte dit en stelde dat er geen schriftelijke bevestiging was gevraagd en dat het onduidelijk was wat er precies was gezegd tijdens het gesprek.

De rechtbank oordeelde dat het beroep van appellante op het vertrouwensbeginsel niet kon slagen, omdat niet was komen vast te staan hoe het gesprek was verlopen en welke informatie door Menzis was verstrekt. Appellante ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante het standpunt van Menzis niet had betwist dat zij vanuit een oogpunt van doelmatige zorgverlening niet aangewezen was op een maagbandoperatie. De Raad concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de gestelde toezeggingen en dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet kon slagen. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en bevestigde de aangevallen uitspraak.

Uitspraak

06/3238 ZFW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante]
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 27 april 2006, 05/1055 (hierna: aangevallen uitspraak)
in het geding tussen
appellante
en
Onderlinge Waarborgmaatschappij Menzis Zorgverzekeraar U.A., als rechtsopvolger van Onderlinge Waarborgmaatschappij Geové Zorgverzekeraar U.A., gevestigd te Wageningen (hierna: Menzis)
Datum uitspraak: 19 februari 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft haar moeder, [naam moeder] hoger beroep ingesteld.
Menzis heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 januari 2008. Appellante is verschenen, bijgestaan door haar moeder. Menzis heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.H. de Boer, werkzaam bij Menzis.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij brief van 14 oktober 2004 heeft appellante verzocht om vergoeding van de kosten van plaatsing van een maagband in het Europe St. Michel Hospital te Brussel.
1.2. Menzis heeft die aanvraag bij besluit van 26 oktober 2004 afgewezen.
1.3. Het College voor zorgverzekeringen heeft bij brief van 11 juli 2005 aangegeven zich te kunnen verenigen met het voornemen van Menzis het bezwaar van appellante tegen het besluit van 26 oktober 2004 ongegrond te verklaren.
1.4. Menzis heeft het bezwaar van appellante tegen het besluit van 26 oktober 2004 bij besluit van 14 juli 2005 ongegrond verklaard. Hieraan ligt het standpunt ten grondslag dat appellante vanuit een oogpunt van doelmatige zorgverlening niet aangewezen was op een maagbandoperatie. Met betrekking tot de stelling van appellante dat door een medewerker van Menzis telefonisch is toegezegd dat de behandeling vergoed zou worden indien appellante een verwijzing van de huisarts, een brief van de behandelend arts en de rekening zou opsturen (hetgeen appellante ook heeft gedaan), heeft Menzis zich op het standpunt gesteld dat geen schriftelijke bevestiging is gevraagd van eventuele toezeggingen en dat niet is vast komen te staan wat er precies is gezegd en dat, nu appellante zich niet meer kan herinneren met wie zij gesproken heeft, het beroep op het vertrouwensbeginsel moet falen.
2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 14 juli 2005 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van appellante op het vertrouwensbeginsel niet kan slagen, nu niet is komen vast te staan hoe het betreffende gesprek is verlopen. Met name is niet duidelijk hoe appellante haar vraagstelling heeft ingekleed en ook blijkt niet uit het procesdossier welke informatie van de kant van Menzis precies is verstrekt. De rechtbank heeft tevens het beroep van appellante op het gelijkheidsbeginsel verworpen.
2.2. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1. De Raad stelt vast dat appellante het standpunt van Menzis dat zij vanuit een oogpunt van doelmatige zorgverlening niet aangewezen was op een maagbandoperatie, niet heeft betwist. Tevens stelt de Raad vast dat appellante het oordeel van de rechtbank dat het door haar gedane beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt, niet heeft aangevochten.
3.2. Tussen partijen is slechts de vraag in geschil of Menzis op grond van het vertrouwensbeginsel gehouden is de kosten van de behandeling aan appellante te vergoeden.
3.2.1. Een beroep op het vertrouwensbeginsel kan slechts slagen, indien door een tot beslissen bevoegd orgaan ten aanzien van een aanvrager uitdrukkelijk, ondubbelzinnig en ongeclausuleerd toezeggingen zijn gedaan die bij die aanvrager gerechtvaardigde verwachtingen hebben gewekt.
3.2.2. De Raad is, evenals de rechtbank, van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan hoe het betreffende telefoongesprek is verlopen, zodat niet is gebleken van toezeggingen als bedoeld in punt 3.2.1. op grond waarvan Menzis gehouden zou zijn de kosten van de behandeling te vergoeden.
3.3. Op grond van het voorgaande komt de Raad tot het oordeel dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
3.4. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en G.M.T. Berkel-Kikkert en J.N.A. Bootsma als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2008.
(get.) R.M. van Male.
(get.) R.L. Rijnen.
IJ