ECLI:NL:CRVB:2008:BC4060
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- J. Brand
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Vernietiging niet-ontvankelijkverklaring beroep en toekenning wettelijke rente bij WAO-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 februari 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar beroep door de rechtbank 's-Gravenhage. Appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 24 juni 2002, waarin haar een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) werd geweigerd. Het Uwv had haar bezwaar tegen dit besluit bij besluit van 16 juli 2003 ongegrond verklaard. De rechtbank had het beroep tegen dit besluit niet-ontvankelijk verklaard, maar het beroep tegen een later besluit van 24 maart 2004 gegrond verklaard, waarbij het Uwv alsnog een gedeeltelijke WAO-uitkering had toegekend.
De Centrale Raad heeft geoordeeld dat de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep tegen het besluit van 16 juli 2003 onterecht was. De Raad heeft vastgesteld dat appellante recht had op vergoeding van wettelijke rente over de na te betalen uitkering. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover het beroep tegen het besluit van 16 juli 2003 niet-ontvankelijk was verklaard en heeft dit beroep alsnog gegrond verklaard. De Raad heeft het besluit van het Uwv vernietigd en bepaald dat het Uwv de wettelijke rente moet vergoeden.
Daarnaast heeft de Raad overwogen dat de deskundige van het Uwv, die de arbeidskundige beoordeling had uitgevoerd, op een inzichtelijke wijze had gemotiveerd waarom de functies die aan de WAO-uitkering ten grondslag lagen, passend waren voor appellante. De Raad heeft de conclusies van de deskundige gevolgd en het hoger beroep van appellante tegen het in stand laten van de rechtsgevolgen van het besluit van 24 maart 2004 ongegrond verklaard. De Raad heeft het Uwv ook veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellante in hoger beroep en het griffierecht.